Aan mest kleeft een onaangename geur, maar het kan ook een oorzaak zijn van het uitbreken van een zoönose, stelt Jeroen van Leuken. “In mest zitten veel micro-organismen waaronder pathogene bacteriën, parasieten en virussen zoals het Hepatitis E-virus.” Daarom dook de onderzoeker milieu bij het RIVM in de mogelijke risico’s van mestverwerking voor de volksgezondheid. Bij zes mestverwerkers werd onderzoek gedaan naar de aanwezigheid van kiemen op mestkorrels, afvalwater en uitgestoten gewassen proceslucht.
De bevindingen werden door Van Leuken gepresenteerd tijdens de symposium One Health in Brabant. Die kennisdelingsbijeenkomst organiseerde het Brabants Kennisnetwerk Zoönosen op 28 september in het Provinciehuis in Den Bosch.
Mest wordt in gesloten vrachtwagens aangevoerd bij verwerkers en in gebouwen met onderdruk gelost. Hierdoor is er geen uitstoot van geur en kiemen naar de omgeving. De omgekeerde osmose-techniek waarmee loosbaar water wordt geproduceerd, heeft een behoorlijk verschonend effect. Dat geldt ook de verdampingstechniek. Ook het 24 uur composteren bij 70 graden Celsius heeft een sterk reducerend effect op pathogenen. “Er zijn bijna geen kiemen meer over en ook de geperste mestkorrels zijn veilig”, constateert Van Leuken. “Ook in de literatuur zijn geen gegevens bekend over ziektegevallen met als oorzaak mest bij personeel dat werkt in mestverwerkingsinstallaties. Het enige vraagteken is nog de lucht na de luchtwasser. Die kan 46 tot 85 procent van het totaal aan bacteriën wegvangen, maar dan nog is het niet uitgesloten dat er ziekmakende bacteriën verspreid kunnen worden.”
Of mestverwerkers risico’s voor de volksgezondheid zijn, daarover zal in er 2017 meer bekend worden. Er wordt epidemiologisch onderzoek gedaan, meldt Van Leuken. “Maar de meeste mest komt nog altijd rechtstreeks op het land en de plant. Dat geeft in mijn ogen veel meer risico’s.”