Het Netwerk Grondig stelt voor om het sectorplafond voor de varkenshouderij na de warme sanering te verlagen met 5,5 miljoen kilo fosfaat. “We willen niet dat er fosfaatrechten op de plank blijven liggen en verloren gaan”, zegt voorzitter Foppe Nijboer. De POV blijft bij haar eerdere standpunt dat de warme sanering niet mag leiden tot een verlaging van het fosfaatplafond.
Het Netwerk Grondig - een belangenorganisatie voor grondgebonden melkveehouderij - heeft haar voorstel over de aanpassing van het sectorplafond voor de varkenshouderij aan minister Carola Schouten van Landbouw gestuurd. “We hebben het idee dat ze niet alle mogelijkheden die er zijn benut”, zegt Foppe Nijboer. “Volgens ons wil de minister 1 miljoen varkensrechten uit de markt halen bij de warme sanering. Dat is dan 5,5 miljoen kilo fosfaat. We willen de helft daarvan benutten voor de melkveesector. Niet meer, anders komen we weer in de problemen met het stikstofoverschot.”
Het voorstel is volgens Nijboer bedoeld om te voorkomen dat er fosfaatrechten onbenut op de plank blijven liggen. ”We willen de rechten gebruiken om knelgevallen in de melkveesector op te lossen. Het is niet de bedoeling de varkenshouderij in een kwaad daglicht te stellen. En het moet niet leiden tot problemen in de varkenssector.”
Niet tornen aan sectorplafond
De POV blijft bij haar standpunt dat een warme sanering van de varkenshouderij niet mag leiden tot een korting van het fosfaatplafond. Het is een voorwaarde die de POV heeft gesteld bij het bereiken van het hoofdlijnenakkoord over de warme sanering van de varkenssector afgelopen zomer. “De fosfaatruimte die vrijkomt bij het saneren van varkensbedrijven mag niet worden afgenomen van de sector”, stelde voormalig voorzitter Ingrid Jansen. Dat standpunt is volgens POV-woordvoerder Geesje Rotgers niet veranderd. De ruimte die er komt in de fosfaatproductie blijft nodig om nieuwe toekomstige duurzaamheidsconcepten te kunnen ontwikkelen. Duurzaamheidsconcepten sturen meestal niet op een zo laag mogelijke fosfaatuitscheiding, maar op bijvoorbeeld kringlopen met teelten uit de omgeving. De focus ligt daar minder op fosfaatefficiëntie. Er is dus ruimte nodig om deze concepten te kunnen ontwikkelen.