Trainen, trainen en nog eens trainen
De kraamstal is een soort trainingscentrum voor biggen. Direct na de geboorte wachten verschillende uitdagingen om de levensstart optimaal te laten verlopen. Trainen, trainen en nog eens trainen is nodig om als big goed voorbereid te zijn op het leven na het spenen. Belangrijke boodschappen van Piet Lamers van ForFarmers en Anke Verhaegen van Zoetis tijdens de kennissessie van Varkens op 15 maart.
Biggen moeten na de geboorte zo snel mogelijk op eigen poten kunnen staan om naar de uier te gaan. Een warme, schone en droge omgeving is essentieel voor natte, pasgeboren biggen. Daarmee is warmteverlies te beperken en houdt een big meer energie over om zich te voeden met biest van de eigen moeder.
De drang om te gaan drinken zit ingebakken in de genen van elke pasgeboren big. Met die energiebron vloeien ook verschillende vormen van bescherming de big binnen. Antistoffen en beschermende cellen in de biest kunnen de eerste uren na de geboorte nog ongehinderd de darmwand passeren. Het zo hoog mogelijk opbouwen van deze natuurlijke vorm van bescherming in de bloedstroom van de big is iets waar de zeugenhouder bij kan helpen: het managen van de biestopname.
Basaal is biest van een zeug zo goed mogelijk verdelen over de eigen biggen. Bij tomen die groter zijn dan het aantal functionele spenen, kan een zeugenhouder het beste ingrijpen na het geboorteproces. Split suckling is een werkwijze die veel wordt toegepast in de praktijk. De eerstgeboren biggen met gevulde buiken worden dan één tot twee uur apart gezet in een warme afgesloten plek in het biggennest. Zo krijgen de later geboren toomgenoten meer kans om ook voldoende biest te drinken en hogere afweertiters op te bouwen. ‘Maar zorg dat je altijd minimaal hetzelfde aantal biggen aan het uier houdt als het aantal functionele spenen van de zeug’, tipt varkensdierenarts Verhaegen.
Mindere alternatieven
Is de biestproductie van een zeug ontoereikend voor haar biggen, dan heeft de zeugenhouder de keuze uit twee alternatieven. Het verplaatsen van boventallige biggen naar een andere zeug die pas heeft geworpen, geniet dan voor Verhaegen de voorkeur boven het verstrekken van een biestpreparaat.
‘Biggen kunnen wel iets met de antistoffen en antibacteriële eiwitten die in zo’n biestvervanger zitten. Maar besef wel dat beschermende cellen die een groot deel van de afweer behelzen gewoon worden verteerd, als ze niet van de eigen moeder zijn of uit zo’n preparaat komen. Hierdoor missen biggen weerstand en zullen ze minder goed beschermd zijn’, aldus Verhaegen.
Darmflora stimuleren
Het stapsgewijs stimuleren van de ontwikkeling van darmflora is ook iets waar daags na de geboorte al mee kan worden begonnen. Het verleiden van biggen om via de bek ook andere voedingsbronnen op te nemen is een belangrijke opdracht voor de zeugenhouder.
Jong geleerd is oud gedaan geldt ook bij het leren voer opnemen. Met aantrekkelijke, licht verteerbare voeders naast melk worden darmen voorzichtig getraind in het verteren van andere nutriënten. Door daar bewust mee bezig te zijn, is volgens Lamers het aantal voerweigeraars voor en na het spenen terug te brengen naar vrijwel nul.
Met vier in maat verschillende voerschepjes, elk voor een bepaalde levensweek, zijn afgepaste hoeveelheden verse voeders te verstrekken. ‘Het langzaam opvoeren van de voergift en voor het spenen vier keer per dag speenvoer en een biggenmuesli verstrekken, is voor zeugenhouders een praktische werkwijze waarmee ze hun biggen optimaal voorbereiden op het moment van spenen’, vertelt Lamers.
‘Door dezelfde voerstrategie in de opfokafdeling door te zetten, zullen gespeende biggen het snelst weer gaan vreten. Ze kennen het. Biggen blijven trainen en stimuleren helpt bij een probleemloze opstart’, besluit de biggenspecialist.
Anke Verhaegen, Varkensarts bij Zoetis:
‘Goed biestmanagement en het vroeg meegeven van extra bescherming loodsen biggen het beste door speenperiode.
‘Biest geeft naast de broodnodige energie pasgeboren biggen ook veel extra bescherming mee. Antistoffen en specifieke cellen die de eerste uren na de geboorte rechtstreeks via de nog open darmwand in het bloed van biggen terecht kunnen komen, werken beschermend naast het eigen immuunsysteem. Het afweersysteem van de big ontwikkelt zich al vanaf de bevruchting, maar groeit na de geboorte door en is pas uitontwikkeld als het varken volwassen is. Om dat tot volledig tot wasdom te laten komen, is een kwestie van blijven trainen. Biggen van jongs af aan voorzichtig in aanraking laten komen met vreemde kiemen waardoor het immuunsysteem wordt geprikkeld en steeds beter en sneller gaat reageren. Met specifiek voor jonge biggen ontwikkelde vaccins kun je het immuunsysteem in de eerste dagen na de geboorte extra activeren tegen specifieke ziektekiemen. Hierdoor zijn biggen al beschermd voor de risicovolle speenperiode.’
Piet Lamers, Biggenspecialist in het Vida-team bij ForFarmers:
‘Als biggen voor spenen gemiddeld 450 gram hebben gegeten, zijn ze twee weken na spenen zwaarder en uniformer.
‘Nadat biggen voldoende biest en melk hebben gedronken, valt deze voedingsbron na het spenen direct weg. Biggen die voor het spenen hebben geleerd om te eten en al gewend zijn aan het verteren van voer, zullen amper te maken krijgen met een speendip. Biggen die in de zoogperiode gemiddeld 450 gram voer hebben opgenomen, zijn op twee weken na het spenen 6 procent zwaarder dan biggen waarbij dat niet is gelukt. Ook zijn tomen met goed vretende biggen 10 procent uniformer. Biggen geleidelijk laten wennen aan verschillende voeders beperkt het aantal voerweigeraars. Geef in de week voor het spenen vier keer per dag speenvoer en Vida-muesli in twee bakjes. Houd die strategie vol gedurende de eerste vijf dagen in de biggenstal. Onderzoek bewijst dat muesli de opname voor het spenen verhoogt door de variatie en de verschillende structuren. Ook wordt de darmflora beter voorbereid op het verteren van vast voer na het spenen.’