Via GMI-techniek dieper kijken dan speklaag van zeugen
Duurzaam presteren met de steeds meer bespierde en hoogproductieve zeugenrassen vergt vakmanschap en kennis. Volgen van de spekdikte en het gewicht van zeugen is onvoldoende om daar goed op te sturen. De toegevoegde waarde van de GMI-techniek is duidelijk voor ABZ Diervoeding. De werkelijke conditie in beeld hebben, is optimaal scoren op rendement.
De verhouding tussen de spier- en spekdikte bij vermeerderingszeugen is de afgelopen jaren opgelopen. Zeugenrassen zijn magerder geworden en hebben een dunnere speklaag die juist nodig is uit oogpunt van meer weerstand en een betere duurzaamheid.
'De energiereserves zijn afgenomen, terwijl de dieren productiever zijn geworden. Ook bij opfokzeugen neemt het aandeel spier nog steeds toe', weet Ben van Raaij, verkoopmanager varkenshouderij bij ABZ Diervoeding. 'Bij het opfokken van vervangende zeugen moet je met de juiste voeders sturen op robuuste dieren met voldoende vetreserves die in hun productieve leven zo min mogelijk in gewicht jojoën.'
Verhouding
Het volgen van alleen het gewicht en de spekdikte van gelten of zeugen is niet alleszeggend. 'Er moet genoeg spek op de dieren zitten, maar het zegt te weinig over de werkelijke conditie', stelt Judith Neimeijer, freelance nutritionist bij ABZ diervoeding. 'De verhouding tussen spier en spek is bij de huidige genetica heel anders dan bijvoorbeeld bij rassen van tien jaar geleden. Nu loopt die verhouding op tot wel 3,8 en toen was dat naar schatting 3 tot 3,3.'
Met GMI-metingen is te luxe voeren van zeugen met duurder herstelvoer te voorkomen
Ook weet Neimeijer dat de meer gespierde zeugen minder goed tegen hitte kunnen. 'In kraamstallen is het vaak te warm en zijn de juiste voerkeuze en voerstrategie nog meer bepalend voor het resultaat.'
Te weinig energiereserves
Vooral hoogproductieve zeugen beschikken volgens nutritionist Jacco Vessies vaak over te weinig energiereserves, ook al zijn ze op het oog ruim in conditie. Dat maakt ABZ Diervoeding sinds 2018 inzichtelijk met de Gen Massa Index-techniek (GMI-techniek).
'Naast de spekdikte brengen we met de GMI-techniek de dikte van de rugspieren in beeld', legt Vessies uit. 'Door beide onderhuidse weefsellagen te meten en de gelten en zeugen in de tijd te volgen, krijg je goed in beeld of op bepaalde momenten in de productiecyclus ongewenste afbraak van spieren optreedt.'
Negatieve energiebalans
Vanaf dag 80 in de dracht tot werpen en de kraamfase zijn cruciale periodes voor zeugen om in een negatieve energiebalans te belanden. 'Bij een te lage opname van het juiste voer en gebrek aan spek gaan met name de hoogproductieve gelten en zeugen spiermassa afbreken om toch de broodnodige energie vrij te maken voor hun toom', zegt Neimeijer.
'Bij spierafbraak komen allerlei stikstofverbindingen vrij die een negatief effect hebben op de ontwikkeling en vitaliteit van de biggen. Bovendien worden verschillende organen extra belast en komt een zeug wat moeilijker aan de melk.'
Spierafbraak ongewenst
Vessies: 'Daarnaast teert een zeug bij afbraak van spieren sneller in op fitheid dan wanneer rugspek als energiebron kan worden gebruikt. Spierverlies is ongunstig voor de productiviteit en de efficiëntie. Ook de vruchtbaarheid, het aantal doodgeboren biggen, de toomgrootte en uniformiteit van de volgende worp lijden onder het gejojo, net als de duurzaamheid van de zeug.'
Aan de hand van de GMI-metingen en het analyseren van de meetresultaten stemt ABZ Diervoeding de voerstrategie af op voldoende spekaanzet in de opfok en dracht en een hoge voeropname in de kraamstal. Zo wordt de spierafbraak maximaal beperkt en hoeft er in het begin van de volgende cyclus minder duur te worden gecorrigeerd.
Gunstig voor portemonnee
Meten in opfok, dracht en lactatie betekent beter weten waar en hoe je moet sturen. 'Er zijn minder eiwitten en kostbare aminozuren nodig voor spierherstel en het loopt over de hele linie soepeler op zeugenbedrijven die daarbovenop zitten', zegt Vessies. 'Door te investeren in GMI-metingen, is het moeten voeren van zeugen met te luxe en dus duurder herstelvoer te voorkomen. Dat is gunstig voor de portemonnee van de varkenshouder en vermindert de impact op het milieu.'
Jarenlang GMI-metingen uitvoeren bij de verschillende zeugenrassen in de praktijk hebben volgens Van Raaij waardevolle data en een kennisvoorsprong opgeleverd. 'We zien aantoonbaar verschillen in de ontwikkeling van spier- en spekdiktes tussen de verschillende genetica op verschillende leeftijden en momenten in de productiecyclus. Ook weten we hoe we de zeugen het beste kunnen voeren en welke resultaten kunnen worden behaald, omdat we nu beschikken over die kennis en referentiecijfers.'
Besparing
Het benutten van de GMI-techniek bij het juist voeden levert volgens ABZ Diervoeding 25 tot 30 euro per zeug per jaar op. Een van de voordelen wordt behaald in de biggenopfok. De uitval na spenen bij ABZ-klanten is 15 procent lager dan het landelijk Agrovision-gemiddelde. 'Een stagiair pluist de data nu verder uit, want we hebben echt de overtuiging dat er meer hard is te maken.'