Met biestbeleid krijgt toom met meer dan 20 biggen prima start
Hipra heeft afgelopen jaar samen met de Noaberbiggroep en de betrokken bedrijfsdierenartsen de kritische factoren rondom biestmanagement onder de loep genomen. Om inzicht te krijgen in de biestopname, werd op ieder bedrijf een Hipra Biestcheck uitgevoerd. Daarnaast werd aan de deelnemers gevraagd om een aantal gegevens te registreren, zoals worpnummer, aantal levend geboren biggen, aantal functionele spenen, werpduur, grootte van de big bij de geboorte en tijdstip van overleggen. Welke van de bekende risicofactoren rond biestopname waren nu werkelijk belangrijk op deze praktijkbedrijven?
In dit derde kennisartikel bespreken we de resultaten met betrekking tot werpduur, aantal levend geboren biggen en de speen-bigratio. Varkensdierenarts Celine Jurjens van De Oosthof Dierenartsen was nauw betrokken bij het project en deelt haar ervaringen uit de praktijk.
Risicofactor: werpduur
Een lange werpduur heeft niet alleen nadelige effecten op de gezondheid van de zeug en de vitaliteit van de biggen, maar ook op de biestopname. Biest is slechts beschikbaar in de eerste 12 tot 24 uur en de concentratie aan antilichamen in de biest neemt snel af. Daardoor is het een reëel risico dat laatstgeboren biggen minder maternale antistoffen opnemen dan biggen die als eerste worden geboren. Vandaar dat de werpduur ook als risicofactor is onderzocht in het Noaberbigbiestproject.
Aan de varkenshouders werd gevraagd om het begin- en eindtijdstip van het werpproces te noteren. Dat bleek niet zo eenvoudig, met name omdat het werpproces regelmatig 's nachts begon of tussen de controlerondes door. Op basis van de gegevens van 37 tomen werd er geen correlatie gevonden tussen de werpduur en de biestscore van de biggen.
Risicofactor: aantal levend geboren biggen
Bij hoogproductieve zeugen zien we steeds vaker grote tomen van meer dan twintig levend geboren biggen. Hoewel in de literatuur is beschreven dat toomgrootte een belangrijke rol speelt bij de biestopname, blijkt uit het Noaberbigproject dat bedrijven deze risicofactor kunnen ondervangen met een goed bedrijfsmanagement. Grote tomen met meer dan twintig biggen kunnen zelfs beter scoren dan kleinere tomen.
De hoogste biestscore werd in het project behaald bij biggen uit tomen met meer dan twintig biggen (figuur 1). In tomen met zestien tot en met twintig en minder dan biggen waren er meer biggen met een middelmatige of onvoldoende biestopname (=oranje en rode vlak). Dit heeft mogelijk te maken met de extra aandacht die grote tomen krijgen, terwijl kleinere tomen van minder dan biggen soms worden geacht 'het zelf maar uit te zoeken'. Dit blijkt in de praktijk dus niet altijd goed te gaan. De biestscore op bedrijfsniveau kan verbeteren door de zorg en aandacht voor een goede biestverdeling bij alle tomen toe te passen.
Risicofactor: speen-bigratio
Ideaal gezien heeft iedere pasgeboren big een functionele speen tot zijn beschikking. Niettemin komt het bij hoogproductieve zeugen regelmatig voor dat er meer biggen worden geboren dan het aantal beschikbare spenen. De speen-bigratio hangt natuurlijk nauw samen met het aantal levend geboren biggen dat hierboven werd besproken.
Welk effect zien we van de speen-bigratio op de Noaberbigbedrijven? Dit is onderzocht aan de hand van 176 bloedmonsters, afkomstig van tomen waarvan alle biggen gedurende de eerste 24 uur bij de eigen moeder bleven liggen en dus niet werden overlegd. Ook werd het aantal functionele spenen van de zeugen geteld.
Figuur 2 laat zien dat de hoogste biestscore werd gehaald bij tomen met een speen-bigratio tussen 1 en 1,2. Er was geen groot verschil naarmate de speen-bigratio afnam tot minder dan 0,8 speen per big. Anderzijds deden tomen met meer dan 1,2 speen per big het ook niet beter. Op basis van deze resultaten is er geen rechtlijnig verband gevonden tussen de speen-big ratio en de behaalde biestscore.
Hoe is dat uit te leggen? Biest is, in tegenstelling tot melk, continu beschikbaar. Hierdoor hoeven pasgeboren biggen niet allemaal op hetzelfde moment aan de uier te liggen om biest te kunnen drinken. Biggen die verzadigd zijn, gaan naar het biggennest, waardoor andere biggen de ruimte krijgen om te drinken. Het is daarom niet noodzakelijk om 'overtallige' biggen in de eerste 24 uur bij de moederzeug weg te halen.
Als er voldoende aandacht voor de biestverdeling is (zie het kader voor praktische tips), biedt het duidelijke voordelen om alle biggen biest bij hun eigen moeder te laten drinken. De biggen kunnen dan naast afweerstoffen afweercellen opnemen. Dat zorgt voor een bredere bescherming tegen ziekteverwekkers.
In het volgende en laatste kennisartikel van deze reeks bespreken we de risicofactoren 'grootte van de big bij de geboorte' en 'tijdstip van overleggen' (een kritische factor voor de biestscore).
Wilt u graag de biestopname op uw bedrijf in kaart brengen? Vraag een Hipra Biestcheck aan via uw bedrijfsdierenarts of neem contact op met een van onze varkensdierenartsen: Maartje Wilhelm (06) 82645058, Josine Beek (06) 82991395, Linda Peeters (06) 14310007 of Theo Vercammen (06) 30249632.
Nieuws over HIPRA
Over HIPRA
HIPRA is een veterinair farmaceutisch bedrijf dat zich toelegt op onderzoek, productie en het op de markt brengen van innovatieve en onderscheidende producten...
Meer van HIPRA
Lees ook