Eerste uren na geboorte alle aandacht naar biest
Biggen hebben kort na de geboorte direct biest nodig. Als energiebron en voor de bescherming tegen ziektekiemen. Voor een betere vitaliteit en bigoverleving verdienen de lichtste en de laatstgeboren biggen de meeste aandacht volgens dierenarts Rutger Jansen van Boehringer Ingelheim.
Veel aandacht voor de biestvoorziening betaalt zich direct terug. 'Een big die niet of nauwelijks biest binnen heeft gekregen, valt vrijwel 100 procent zeker uit', zegt dierenarts Rutger Jansen van Boehringer Ingelheim. 'Bij biggen die wel genoeg biest binnenkrijgen, is de uitval hooguit 8 procent. De grens voor een goede biestopname ligt op 300 gram biest in de eerste 24 uur. Onder die 300 gram hebben de biggen te weinig energie gekregen en te weinig antistoffen.'
Voor een goede bigoverleving is het dus noodzakelijk om ervoor te zorgen dat alle biggen goed biest drinken en het liefst zo snel mogelijk na de geboorte. De kwaliteit van de biest – het aantal antistoffen, ook wel immunoglobulinen (Ig) – gaat vanaf de geboorte namelijk snel achteruit. Van die immunoglobulinen zijn verschillende typen. Veruit de grootste groep is die van de IgG's.
Refractometer
De kwaliteit van de biest is te meten met een refractometer, ook wel brixmeter genoemd. Die geeft aan de hand van breking van het licht aan hoeveel eiwit er in de biest zit en daarmee hoeveel antistoffen. Een brixwaarde van 20 procent is het minimum, gemeten direct na geboorte van de eerste big. Elke procent meer betekent 2,4 milligram per milliliter meer IgG. Betere biest zit boven de 25 procent brix tot maximaal 40 procent.
De zwakke en lichte biggen moeten zo snel mogelijk opdrogen en opwarmen
Het aandeel antistoffen gaat snel achteruit, omdat er maar een beperkte hoeveelheid antistoffen aanwezig is in de uier. Na de geboorte gaat de zeug melk maken en verdunt de melk de biest. Zes uur na de geboorte is het aandeel antistoffen al gehalveerd. Dat gaat iedere zes uur zo verder. Twaalf uur na de geboorte is het dus nog maar een kwart. Vanaf 48 uur noemen we het melk, maar het gaat dus om een geleidelijk proces in de overgang van biest naar melk.
Modern vaccinatieschema
Zorgen voor een optimale biestvoorziening betekent op de eerste plaats zorgen dat de zeugen een goede biestkwaliteit leveren. Jansen: 'Dat bereik je met een modern vaccinatieschema dat goed past bij de gezondheidssituatie op het bedrijf. Met modern bedoel ik onder andere de vaccinatie tegen parvo. Daar zijn nieuwe typen van in omloop op zeugenbedrijven. Kies daarom een vaccin dat tegen deze nieuwe typen goede bescherming biedt, zoals ReproCyc ParvoFLEX.'
Naast de standaardvaccinatie tegen vlekziekte is een goede bescherming tegen PRRS ook altijd nodig. Net als tegen clostridium en E. coli. 'Kies hier een vaccin zoals Entericolix dat beschermt tegen zoveel mogelijk typen: de F4, F5, F6 en F41 die kort na de geboorte voor problemen zorgen en ook de F18 die na twee weken leeftijd en rond spenen opkomt.'
Alle biggen genoeg biest
De grens voor een goede biestopname ligt op 300 gram biest in de eerste 24 uur. Onder die 300 gram hebben de biggen te weinig energie gekregen en te weinig antistoffen.
Om dit te bereiken moet de zeugenhouder vooral aandacht hebben voor de zwakke biggen, de lichte biggen onder de 1.100 gram en de laatstgeboren biggen. Zwakke, lichte biggen hebben het het moeilijkst. Biggen met een zwakke houding, die het kopje en de pootjes slap laten hangen en mest laten lopen, hebben direct aandacht nodig.
Onder de lamp
'De zwakke en lichte biggen moeten zo snel mogelijk opdrogen en opwarmen', zegt Jansen. 'Leg ze op de warme vloer onder de lamp. Een zeiknatte big aan de uier koelt nog af. Liefst binnen een half uur na de geboorte moet de big naar de uier om biest te drinken. Help daarbij desnoods.'
Ook de laatstgeboren biggen verdienen veel aandacht, zelfs als het zwaardere biggen zijn. De biestkwaliteit die de laatstgeboren biggen krijgen, is namelijk al minder dan bij de geboorte van de eerste biggen. 'Haal de eerstgeboren, vitale biggen een tijdje bij de zeug weg, zodat de lichte, zwakke en laatstgeboren biggen voldoende biest op kunnen nemen', adviseert de dierenarts.
Kleine energiereserve
Snel biest drinken is noodzakelijk, omdat biggen maar een kleine energiereserve hebben. Hoe lichter de big, hoe kleiner die reserve. Daarbij koelen lichte biggen sneller af. Naar verhouding hebben ze een grotere huidoppervlakte dan zware biggen.
Alle biggen zijn bij de geboorte 39 graden. Maar ze kunnen in een half uur afkoelen naar 36 graden of nog minder en daardoor ook te weinig biest opnemen. Dat zijn de biggen die uitvallen. 'Biest is de motor voor de big', zegt Jansen. 'Biest van zeugen is vet, veel vetter dan van koeien. De big heeft dat vet keihard nodig als energiebron. Tegelijk krijgt de big dan de broodnodige antistoffen binnen.'