Neonatale diarree bij biggen? Zie geen enkele risicofactor over het hoofd!

Vaccinatie is voor de aanpak meestal niet genoeg, ook andere risicofactoren op het bedrijf moeten grondig aangepakt worden. Denk daarbij vooral aan het management rondom het werpen, het biestmanagement, het klimaat in de kraamstal en biosecuritymaatregelen. In dit artikel komt vaccinatie aan de orde en bespreken we kort de totaalaanpak en belangrijkste bacteriële oorzaken van kraamstaldiarree.

Vaccinatie

Vaccins ter preventie van kraamstaldiarree worden toegepast bij zeugen, aangezien ze erop zijn gericht om de biggen, via de biest, maternale bescherming mee te geven. Dit zien we ook terug in het vaccinatieschema; na een dubbele basisvaccinatie, wordt drie-vier weken voor elke worp een boostervaccinatie toegepast om het maximale effect voor de biggen te behalen.

Er zijn verschillende vaccins tegen bacteriële kraamstal diarree beschikbaar, meestal gericht op de bescherming tegen E. coli en C. perfringens infecties. Eind februari lanceerde Hipra het eerste en enige zeugenvaccin tegen neonatale diarree bij biggen veroorzaakt door Clostridioides difficile en Clostridium perfringens type A; SUISENG Diff/A.

Totaalaanpak

Goed vaccineren is een van de aandachtspunten in de preventie van kraamstal diarree. Maar hoe goed de zeugen gevaccineerd worden, zonder een goede en uniforme biestopname zal het gewenste effect niet bereikt worden. Het management rondom het werpen, het biestmanagement en het klimaat in de kraamstal spelen een belangrijke rol.

Ook biosecurity maatregelen, zoals het grondig reinigen en ontsmetten en het volledig laten opdrogen van de ruimte zijn erg belangrijk, net als hygiënemaatregelen bij de biggenbehandelingen. Voor een juiste aanpak biedt Hipra diagnostiek en services, onder andere de BiestCheck, EnteroCheck en Enterorisk analyse.

Bacteriële oorzaken kraamstaldiarree

De bekendste bacteriële oorzaken van kraamstaldiarree zijn Escherichia coli (E. coli) en Clostridium perfringens type A en C infecties. Meer lezen over E. coli en C. perfringens, klik hier. Hoewel C. difficile in verschillende delen van de wereld als een van de belangrijkste oorzaken van kraamstaldiarree gezien wordt, is deze bacterie in Nederland minder bekend.

Deze grampositieve sporenvormende, strikt anaerobe bacterie, die niet kan overleven bij zuurstof, is een veel voorkomende bacteriële oorzaak van diarree bij verschillende diersoorten, waaronder mensen en zuigende biggen.
Kraamstaldiarree door C. difficile komt het meest voor bij biggen van een-zeven dagen leeftijd, maar het kan ook bij biggen tot veertien dagen leeftijd voorkomen.

De diarree is meestal waterig en geel. De sterfte varieert, maar kan oplopen tot 16 procent. Dieren die herstellen van een C. difficile infectie, en ook subklinisch besmette dieren, kunnen groeivertraging hebben opgelopen en daardoor lichter in gewicht zijn bij spenen. De toxines die gevormd worden, toxine A en toxine B, zijn de belangrijkste virulentiefactoren en zijn verantwoordelijk voor de aantasting en het afsterven van darmcellen.

In een recente studie, uitgevoerd door Hipra, is aangetoond dat C. difficile A en B-toxines, respectievelijk in gemiddeld 75 procent en 64 procent van de mestmonsters gevonden werden. Ruim 80 procent van de positieve biggen had ook daadwerkelijk diarree. De onderzoeken werden uitgevoerd bij 177 tomen in veertien verschillende Europese landen, waaronder Nederland. Meer lezen over C. difficile infecties, klik hier.

Benieuwd welke bacteriële oorzaken van kraamstaldiarree op uw bedrijf een rol spelen? Vraag dan de Enterocheck aan bij uw dierenarts of neem direct contact op met één van onze specialisten; Maartje Wilhelm +31 6 8264 5058, Josine Beek +31 6 8299 1395, Linda Peeters +31 6 1431 0007, of Theo Vercammen + 31 6 3024 9632. Voor productinformatie, klik hier.