Vijf procent minder antibiotica

De varkensbedrijven zijn er in 2015 in geslaagd vijf procent minder antibiotica te gebruiken. De reductie ten opzichte van 2009 is nu in totaal 56 procent. Dat blijkt uit de rapportage van de SDa, de Autoriteit Diergeneesmiddelen.

In de varkenssector komen steeds meer bedrijven binnen de streefwaarde voor antibioticagebruik te liggen. In 2015 was dat het geval voor 90 procent van de vleesvarkensbedrijven, 85 procent van de categorie zeugen met zuigende biggen en 73 procent in de categorie speenbiggen. Ook het aantal bedrijven dat helemaal geen antibiotica gebruikt is gestegen. Bij vleesvarkens van 852 naar 1120 bij zeugen met zuigende biggen zijn het er nu 164 en bij speenbiggen 443. Vorig jaar waren het er 260 voor zeugen en speenbiggen samen.

Het aantal bedrijven in het actiegebied met een te hoog verbruik) daalt langzaam en ligt bij zeugen op 4 procent, bij vleesvarkens op 7 procent en speenbiggen op 8 procent. Volgens de SDa is er nog meer aandacht voor deze bedrijven, net als voor de bedrijven in het signalseringsgebied.

Bij de categorie speenbiggen is de grootste verbetering haalbaar. Op die bedrijven is de variatie in antibioticagebruik nog het grootst. De SDa constateert daarbij dat juist op de gespecialiseerde speenbiggenbedrijven (meer dan 90 procent speenbiggen op dezelfde locatie) het gebruik hoger is dan op bedrijven waar ook zeugen of vleesvarkens aanwezig zijn. Mogelijk is de registratie nog niet perfect geweest.

Het gebruik van de meeste antibiotica is gedaald. Varkensbedrijven gebruiken niet of nauwelijks middelen van de derde of vierde keuze en ook het gebruik van tweede keuze middelen daalt. Alleen het gebruik van macroliden van tweede keuze is gestegen, net als het gebruik van colistine. Hierbij is een punt dat resistentie tegen colistine overdraagbaar is tussen bacteriën via een plasmide. Het expertpanel van de SDa is daarom van mening dat terugdringen van colistine gewenst blijft.