Voor een hoge melkproductie en goede vruchtbaarheid moet een kraamzeug veel vreten. Maar het is de vraag hoeveel biggen een zeug hierdoor dan extra groot kan brengen. Agrifirm heeft het HAS-student Mark van der Biezen laten uitzoeken. Hieruit blijkt het effect duidelijk: tussen de 50 procent laagste en 50 procent hoogste voeropname per dag zit een verschil van 0,8 kilo en de zeugen die het meeste vreten spenen 0,6 big per worp meer.
De hogere biggenproductie per worp is het effect van meerdere factoren: door de hogere melkproductie van de zeugen daalt de uitval in het kraamhok. De betere vruchtbaarheid zorgt voor grotere tomen biggen bij de geboorte. Daarnaast stijgt het afbigpercentage. Zeugen uit de groep met de hoogste voeropname spenen in totaal 1,6 big per zeug per jaar extra.
Voeropname per dag
Voor het onderzoek heeft Van der Biezen de gegevens van in totaal 17.000 zeugen op een rij gezet. Het waren allemaal bedrijven met droogvoer waarvan de meeste Air Line Lacto aan de zeugen voeren. Om het effect van de voeding op het aantal biggen te kunnen berekenen, heeft Van der Biezen verder gekeken dan alleen naar de totale opname van lactovoer. Hij heeft de gemiddelde voeropname per dag tijdens het zogen berekend. “De totale cumulatieve opname van lactovoer zegt lang niet genoeg”, zegt Jos Michels, nutritionist van Agrifirm. “Op de eerste plaats verschilt het aantal zoogdagen tussen de bedrijven. Als je vier dagen later speent, dan stijgt de totale voeropname flink. Daarnaast voert de ene zeugenhouder al lactovoer vóór het werpen en de andere niet en soms voert een zeugenhouder ook lactovoer aan de opfokzeugen en tijdens het interval spenen-dekken. Die gegevens moet je corrigeren door de gemiddelde opname per dag van werpen tot spenen uit te rekenen.”
Uit het onderzoek blijkt dat de gemiddelde voeropname in het kraamhok een belangrijke factor is bij het aantal grootgebrachte biggen. Een hogere voeropname in de zoogperiode verklaart namelijk 15 procent van het verschil in aantal gespeende biggen. Daarnaast zijn er allerhande andere factoren die een rol spelen, zoals management en klimaat.
Minimaal gemiddeld 5,5 kilo
De resultaten laten zien dat een zeugenhouder moet streven naar minimaal gemiddeld 5,5 kilo voeropname per zoogdag in de kraamstal. Dan is de voeropname niet de eerste beperkende factor voor de biggenproductie. Michels: “Haal je de 5,5 kilo gemiddeld per dag niet, dan moet je samen met je adviseur uitzoeken waar dat door komt. Factoren als het klimaat in de stal, het aantal keren voeren per dag en de voersamenstelling spelen daarbij onder andere een rol. Een goed verteerbaar voer - zoals de Air Line Lacto - is nodig voor een hoge voeropname. Dat je met dit voer een hoge opname kunt bereiken, zien we bij de topbedrijven. Die komen tot gemiddeld 6,0 kilo en meer per dag.”
Om het kengetal 'gemiddelde voeropname in de kraamstal' gemakkelijk te kunnen berekenen, heeft Agrifirm een programma ontwikkeld. Dit programma maakt gebruik van de voeropnames zoals die bekend zijn vanuit het managementprogramma en corrigeert dit dan voor aantal zoogdagen en bijvoorbeeld de opname door de opfokzeugen.