Waarde toevoegen aan index met fokkersoog
Het fokken van zeugen is meer dan afgaan op de hoogste indexscore. Fokkersogen en streng selectiebeleid op het subfokbedrijf van Johan en Marlies Jacobs in het Brabantse Langenboom voegen extra waarde toe aan hun Z-lijn- en TN70-gelten.
Van jongs af aan is Johan Jacobs al verknocht aan het produceren van productieve en duurzame gelten voor vermeerderaars. Zijn opa begon een halve eeuw geleden met het fokken van sterzeugen en -beren en trok in Noordoost-Brabant rond met dekberen.
'Als kind werkte ik al graag met fokvarkens en mijn vader nam mij mee naar keuringen en fokkersbijeenkomsten. Ook beoordeelden we altijd samen de af te leveren gelten; vier ogen zien nu eenmaal meer dan twee. Nu doe ik die laatste check met een medewerkster, omdat ik geen discussie wil over de zichtbare kwaliteit', zegt Jacobs. 'Mijn geluk haal ik uit eigenschappen of kenmerken in of juist uit varkens krijgen. Fokken zit in mijn genen.'
Degelijk hekwerk
Johan en Marlies Jacobs zijn een van de circa dertig subfokkers voor varkensfokkerijorganisatie Topigs Norsvin. Ze houden zo'n 375 Z-lijn-zeugen en fokken TN70- en Z-lijn-gelten. Hun erf en de stallen liggen er picobello bij en een degelijk hekwerk voorkomt dat iemand zomaar binnenkomt. 'We fokken geen zeugen met een SPF-gezondheidsstatus, maar werken wel net zo strikt. Zelfs het transporteren van gelten naar vermeerderaars gebeurt onder SPF-omstandigheden.'
Als het gesprek draait naar de uitdagingen van het fokken van varkens, is het enthousiasme van Jacobs niet meer te temperen. 'Elke nieuwe generatie is wat betreft genetische potentie weer wat beter. Dat fascineert en motiveert mij, omdat ik zie wat je met gericht selecteren kunt bereiken.'
Genetica van fokzeugen en -beren is voorzien van fokwaardes op verschillende parameters en een totaalscore: de Topigs Norsvin Selection Index (TSI). 'Alle verzamelde gegevens van familie en nakomelingen van onze fokvarkens worden meegewogen. Zo fokken we op het verhogen van het aantal spenen, het type - beenwerk en uier - en het aantal biggen.'
Het gedrag, de gevoeligheid voor streptokokken en het aantal doodgeboren biggen zijn belangrijke zaken voor zijn kernfokkerij, geeft de varkenshouder aan. 'Ik beslis zelf welke Z-lijn-zeugen ik goed genoeg vind om de volgende generatie te leveren. En dat zijn bijna altijd de dieren met de hoogste TSI-score, maar soms maak ik een uitzondering. Ik kijk verder dan alleen cijfers. Onze zeugen moeten van nature vlot berig worden, zonder geboortehulp afbiggen en geen biggen doodliggen. Het moet vanzelf gaan, anders gaan ze eruit.'
60 procent vervanging
Werken aan genetische vooruitgang betekent ook een hoog vervangingspercentage. Jaarlijks vervangt hij 60 procent van zijn zeugen. De meeste fokdieren zijn dus al weg, voordat ze een vierde worp konden leveren. 'Alleen echte toppers mogen een cyclus extra mee, omdat we anders genetische vooruitgang laten liggen. De beste genetica wil ik in mijn stal.'
Het binnenhalen van vooruitgang in zijn Z-lijn-zeugen gebeurt via sperma van de Z-lijn-beren. Elke maand ontvangt hij digitaal een fokkerijbulletin van Topigs Norsvin met daarop de fokwaardes en TSI-score van beschikbare fokberen. 'Ik wil de bloedlijn van mijn zeugen 'breed' houden en kies daarom gevarieerd uit het fokberenaanbod van dat moment. Maatwerk per zeug is onze toegevoegde waarde.'
Omdat Jacobs een tweewekensysteem hanteert, zijn er in elke werpgroep drie of vier raszuivere worpen. 'Alleen geltjes met minimaal vijftien spenen krijgen de kans om fokzeug te worden, maar ze worden hier wel allemaal opgefokt, onbeperkt gevoerd en doorgemeten op zes maanden leeftijd.'
Dan worden ze gewogen, de rugspier en het -spek gescand en op type beoordeeld. 'Daarna mag gemiddeld een derde van de raszuivere zeugen door naar onze fokkerij', stelt hij. 'De overige dieren zijn niet goed genoeg en gaan met de beren naar de slachterij.'
Traditioneel fokken
Jacobs ziet zichzelf als een vrij traditionele varkensfokker. Technieken als kraamhokken met beweegbare vloeren wil hij niet. 'Dat heeft invloed op het fokbeleid.' Wel zijn alle zeugen en raszuivere fokgelten voorzien van oormerken met transponders en werkt hij met een handheld. 'We leggen per individueel dier veel informatie vast en dat moet snel en foutloos in de stal gebeuren. Ook het overbrengen naar het bedrijfsmanagementsysteem en het uitwisselen van data met de fokkerijorganisatie en klanten moet makkelijk gaan, want werk hebben we meer dan genoeg.'
Subfokker zijn, is voor Jacobs zijn lust en zijn leven, maar het draait uiteindelijk om de kost verdienen met de verkoop van TN70-gelten. 'Dat is in samenwerking met Topigs Norsvin goed geregeld. De gemiddelde bedrijfsgrootte van mijn klanten is zo'n vijfhonderd zeugen', weet hij. 'Ook merk ik dat er vermeerderaars zijn die terugkomen van eigen aanfok. Ze kunnen onze snelheid van genetische vooruitgang niet bijbenen. Fokken, streng selecteren en gelten goed opfokken kost tijd en geld en vergt expertise.'