Elke zuigende big behoeft extra melk
Bijvoeren van biggen in kraamstal is ook in het Verenigd Koninkrijk nodig om de bigoverleving te verhogen. Onderzoekers van de Harper Adams University hebben een project opgezet om meer inzicht te krijgen in de voeropname voor spenen en de effecten op de darmgezondheid en prestaties. Elke big neemt in de zoogperiode extra melk op als die mogelijkheid er is, zeker biggen bij zeugen met te weinig functionele spenen.
In deelprojecten gaan de onderzoekers van de Engelse Harper Adams University in Newport het bijvoeren van biggen ontrafelen. In de eerste proef hebben ze biggen tot spenen enkel bijgevoerd met kunstmelk. In de praktijk worden in de loop van de zoogperiode vaste voeders bijgevoerd, maar in dit deelonderzoek is dus puur het melkeffect in beeld gebracht.
Daarnaast werd onderscheid gemaakt in twee onderzoeksgroepen: zeugen met voldoende functionele spenen voor hun toom en zeugen met meer biggen aan de uier dan het aantal werkende spenen. Elke big werd voorzien van een elektronische oortransponder zodat individuele dierprestaties zijn te volgen. Op dag vier na werpen werd de proef met melk bijvoeren gestart en de biggen werden vier weken na de geboorte gespeend.
Uierpositie maakt niet uit
Uit deze bijvoerproef van melk hebben de onderzoekers diverse conclusies getrokken. Ook al hebben alle biggen een speen ter beschikking, dan nog is er behoefte aan het opnemen van melk. Ongeacht de positie van biggen aan de uier, toch drinken ze allemaal kunstmelk. Gemiddeld neemt een big gedurende de zoogperiode 3,75 liter melk op (0,56 kilo melkpoeder). Bij een zeug met gemiddeld bijna een big meer dan het aantal functionele spenen is dat melkverbruik een stuk hoger. Gemiddeld neemt een big dan 6,62 liter melk op oftewel 1 kilo melkpoeder bovenop de zeugenmelk. Haar biggen gaan vaker en langer naar de melkunit om bij te drinken. Dit effect werd volgens de onderzoeker vanaf dag 11 na de geboorte duidelijk zichtbaar.
Een tweede conclusie is dat het tekort aan functionele spenen voor een toom ook effect heeft op het gemiddelde speengewicht. Biggen die niet allemaal kunnen beschikken over een werkende tepel wegen gemiddeld 570 gram minder bij spenen dan biggen bij zeugen die wel allemaal over een functionele speen beschikken.
Zeug verliest 10 kilo extra
Een derde conclusie is dat zeugen met een grote toom en te weinig functionele spenen meer conditie inleveren. Gemiddeld verliest een zeug in die situatie 32 kilo in de zoogperiode terwijl een zeug met minder biggen dan het aantal functionele spenen 22 kilo aan gewicht inlevert.
Tenslotte levert meer biggen bij de zeug houden dan het aantal functionele spenen en bijvoeren met melk een hoger toomgewicht bij spenen op. Bij zeugen met genoeg spenen werden gemiddeld 13,5 biggen gespeend die samen 118 kilo wegen. Bij zeugen met ‘te grote tomen’ werden 15,6 biggen gespeend met een totaal toomgewicht van 127,8 kilo.
In het vervolg van het project gaan de onderzoekers kijken naar het bijvoeren van vaste voeders. Ze zijn benieuwd wat het effect daarvan is op de spreiding van de gewichten van biggen bij spenen. Dit meldt Agriculture and Horticulture Development Board (ADHB).