De ervaringen van biologische en gangbare varkenshouders met staartbijten lopen niet ver uiteen, dat is de conclusie van student Adriaan van den Bogert van Wageningen UR. Dat schrijft VarkensNET.
Van den Bogert interviewde twintig varkenshouders over dit onderwerp. Hij benaderde tien gangbare en tien biologische varkenshouders. Daaruit kwam naar voren dat staartbijten minder continu en vooral in uitbraken voorkomt. De ondervraagde ondernemers gaven aan dat wanneer je een uitbraak op tijd signaleert, het proces redelijk ten goede te keren is.
In de herfst is een lichte verhoging te zien in de frequentie van staartbijten. Op conventionele bedrijven was er gemiddeld 4,3 keer per jaar een uitbraak en op biologische bedrijven 2,8 keer. Voor beide cijfers geldt dat de variatie groot is. Op gangbare bedrijven kwam staartbijten met name voor op een leeftijd van 14 weken (+/- 4 weken). Op biologische bedrijven was dat 10 weken (+/- 2 weken).
Wanneer er problemen zijn met staartbijten wordt het verwijderen van bijters en slachtoffers gezien als effectieve maatregel. Knelpunt daarbij in de bestaande bedrijfsvoering is vaak dat er maar beperkte ruimte is om apart te huisvesten. Andere effectieve preventieve maatregelen die genoemd worden zijn: het gebruik van een rustig ras en het verstrekken van ruwvoer en stro.
Van den Bogert inventariseerde ook de factoren die in de ogen van de ondervraagde varkenshouders veel effect hebben op het risico van staartbijten. Meeste effect schrijven zij toe aan: de gezondheidsstatus, grondstofsamenstelling en kwaliteit van het voer en de bezettingsgraad. Iets minder maar nog steeds veel effect hebben in hun ogen ook: klimaat, genetica, waterkwaliteit, leeftijd, groepsgrootte en hokverrijking.