Werk maken van het verlagen van de uitval van biggen in de kraamstal is de opdracht voor elke zeugenhouder. Inspelen op uniformiteit van tomen en de bigvitaliteit zijn belangrijke ingrediënten, bleek tijdens de stuurgroepbijeenkomst Agrivaknet in Erp. Circa 60 adviseurs en voorlichters lieten zich daarover bijpraten en discussieerden erover.
Wat je zeker als zeugenhouder moet doen als je te veel biggen hebt: Zorg in ieder geval dat ook de laatst geboren big biest binnenkrijgt. Daarop hamerde wetenschapper en dierenarts Arie van Nes van de faculteit Diergeneeskunde in zijn inleiding. In de praktijk betekent dit dat je rond het werpen extra aandacht zult moeten geven aan de biestopname. Een big heeft voldoende aan 250 gram biest met een minimum van 160 gram. Gemiddeld produceert een zeug 3,3 kilo biest, maar er zijn ook zeugen die slechts 1,6 kilo produceren. En toppers leveren 5,6 kilo. “Met deze spreiding heeft een zeugenbedrijf te dealen”, stelt Van Nes. “Verdelen van biest is de opdracht. Schrokkers, de zwaarste biggen, moet je beperken en de lichte biggen stimuleren. Split nursing is een optie om de uitval te verminderen. Investeren in extra arbeid rond het werpen loont altijd.”
Ook de variatie in geboortegewichten binnen een toom is een punt van aandacht. Lichte biggen in een uniforme toom hebben meer overlevingskans. “Ze kunnen dan beter de concurrentie om een speen aan met hun toomgenoten”, licht de dierenarts toe. “Biggen die minder wegen dan 1.100 gram hebben veel moeite om te overleven. Comfort in het kraamhok, makkelijk bereikbare tepels, het hygiënisch geven van een biestvervanger hebben een positief effect”, weet Van Nes. “Maar geef ze de eerste dag absoluut nooit alleen melk.”
Het gericht kunnen werken aan het verlagen van de uitval op een zeugenbedrijf staat of valt met een goede registratie. In de drukte van alledag is dat volgens Van Nes nog een knelpunt. “Het vaststellen en registreren van de oorzaak van uitval gebeurt vaak onvoldoende secuur. Dat geldt ook voor het overleggen van biggen. Daarnaast moet je altijd op een bedrijf kijken naar het gedrag van de zeugen en biggen. Opspringende zeugen zijn angstig wat ongunstig uitwerkt op de bigoverleving. Investeren in een positieve relatie met je dieren betaalt zich uit in een soepelere bedrijfsvoering met betere prestaties.”