Betere+bigoverleving+door+voldoende+biestopname
Partner Ceva Santé Animale

Betere bigoverleving door voldoende biestopname

Biest is van cruciaal belang voor de overleving van pasgeboren biggen. Biest levert niet alleen energie, maar ook afweerstoffen en stimuleert de ontwikkeling van het maag-darmstelsel door de aanwezigheid van groeifactoren.(1)

De kwaliteit van de biest neemt snel af. Zes uur na de start van het geboorteproces is het gehalte aan afvoerstoffen in de biest al gehalveerd. Biggen moeten dus zo snel mogelijk na de geboorte voldoende biest opnemen.(2,3)

Biest als energiebron

Pasgeboren biggen hebben grote hoeveelheden energie nodig om de lichaamstemperatuur op peil te houden en voor fysieke activiteit (beweging, zogen en competitie voor een plaats aan de uier). Omdat de energiereserves van pasgeboren biggen laag zijn, hangt de overleving af van de biestopname in de eerste levensuren.(3,4)

Biest als bron van afweerstoffen

Pasgeboren biggen hebben zelf nog geen actief afweersysteem. Daarom zijn ze, om zich te beschermen tegen ziekten, aangewezen op afweerstoffen die ze met de biest opnemen. Biggen moeten voldoende biest opnemen en deze biest moeten ze bovendien opnemen bij de eigen moeder en dus niet bij een pleegzeug.(5)

Zeugenvaccinatie is een goede strategie om de biestkwaliteit te verbeteren en om biggen te beschermen tegen ziekte, op voorwaarde dat elke big voldoende biest opneemt.(6)

Biestbehoefte

Uit onderzoek blijkt dat de sterfte significant hoger is bij biggen die minder dan 200 gram biest opnemen. Een opname van minstens 200 gram biest per big of 180 gram biest per kilo geboortegewicht lijkt noodzakelijk om het risico op biggensterfte te minimaliseren.(4,7)

Als men naast de overleving ook rekening houdt met de prestaties van de biggen, dan blijkt een gemiddelde biestopname van ongeveer 250 gram per big aanbevolen voor een goede gewichtstoename en om de kans op slechte productiecijfers in de eerste zes levensweken te verminderen.(3,8)

Een zeug met vijftien levend geboren biggen moet dus minstens 3,75 kilo biest produceren om ervoor te zorgen dat alle biggen voldoende biest kunnen opnemen.(7,9) De hoeveelheid geproduceerde biest varieert sterk van zeug tot zeug. Gemiddeld produceert een zeug tussen de 3 en 4 kilo biest, maar individuele producties variëren van 0,5 tot 8 kilo.(10)

Tips voor een goede biestopname

Om ervoor te zorgen dat biggen voldoende biest opnemen, zijn zowel zeugfactoren als bigfactoren van belang. De zeugen moeten voldoende kwaliteitsbiest produceren en de biggen moeten voldoende biest drinken. Enkele belangrijke aandachtspunten:
1. Breng zeugen een week voor de voorziene werpdatum naar de kraamstal. Dit geeft zeugen de tijd om te wennen aan de nieuwe omgeving en voorkomt stress tijdens het werpen.(11)
2. Het is raadzaam om zeugen rond het werpen een aangepast transitievoer te voederen. Dit vergemakkelijkt de overgang tussen het drachtvoer en het lactatievoer, voorkomt constipatie rond het werpen en verbetert de bigvitaliteit.
3. Zorg ervoor dat de zeugen in goede lichaamsconditie zijn bij het werpen. Zeugen die te vet of te mager zijn, produceren minder biest.
4. Zorg voor een schone, gedesinfecteerde en droge kraamstal. Dit punt is van cruciaal belang om de infectiedruk te verlagen.
5. Biggen moeten na de geboorte zo snel mogelijk opdrogen en warm worden gehouden. Strooi de biggennesten in met een drogend poeder en leg de biggen onder de warmtelamp. Hierdoor kunnen biggen energie besparen en zullen ze in de eerste 24 uur van hun leven meer biest drinken.
6. Houd toezicht bij het werpen. Leg de biggen aan de uier en assisteer indien nodig bij het werpen.

Conclusie

Biggen met een te lage biestopname zullen achterblijven en hebben meer kans om door de zeug te worden doodgelegen of om te sterven door ziekte. Voldoende biestopname (250 gram per big) kan de uitval tijdens de zoogperiode verminderen en de prestaties van de biggen verbeteren.

Bronnen
(1) Hurley & Theil (2011). Nutrients. 3:442 – 474.
(2) Devillers, et al. (2011). Animal. 5: 1605 – 1612.
(3) Ferrari et al. (2014). Prev. Vet. Med. 114:259 – 266.
(4) Decaluwé, et al. (2014). 162:185 – 192.
(5) Bandrick et al. (2011). Vet. Rec. 168(4):100. doi: 10.1136/vr.c6163.
(6) Declerck et al. (2016). J Anim. Sci., 94:1633-1643.
(7) Hasan et al. (2019). Livestock Science, 227: 60 – 67.
(8) Vallet et al. (2015). J Anim. Sci. 93:2722 – 2729.
(9) Declerck et al. (2015). J Anim. Sci., 93: 1309-1317.
(10) De Smet & Decaluwé (2015). Management & Techniek, 4, 47-49.
(11) Papadopoulos et al. (2010). Vet J, 184: 167-171.

Over Ceva Santé Animale

Ceva Santé Animale streeft er voortdurend naar om betere oplossingen te vinden voor bestaande en opkomende dierziekten, waardoor de gezondheid, het...

Lees verder »