Vleesrijk varken groeit goed op alternatieve grondstoffen
Kunnen de voor Vlaanderen typische vleesrijke Piétrain-varkens wel goed groeien als het menu volledig uit alternatieve grondstoffen bestaat? Dat kan, concludeert Eline Kowalski van het Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek uit haar onderzoek.
Van de huidige varkensvoeders bestaat al circa een derde deel uit alternatieve grondstoffen. De vraag is of dit aandeel nog hoger kan en of je alle granen en soja uit het voer kunt vervangen.
Daartoe is in het kader van het project 'Future Flemish Pigs' een onderzoek opgezet door het Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek, Universiteit Gent en Katholieke Universiteit Leuven.
Kowalski heeft in dit onderzoek de nakomelingen van een hoogproductieve zeugenlijn en twee typen Piétrain-eindberen gebruikt. De ene eindbeer werd met name geselecteerd op een hoge voeropname. De fokwaarde voor voeropname was 149, voor groei 188 en de fokwaarde voor karkaskwaliteit 107. De andere eindbeer had een fokwaarde van 141 voor karkaskwaliteit en 82 voor voeropname en 84 voor groei. De fokwaarde voor voerconversie was bij de 'hoge' eindbeer 123 en bij de 'lage' eindbeer 127.
Voer volledig uit circulaire grondstoffen
De proef duurde vanaf een leeftijd van 14 weken tot slacht op 23 of 26 weken leeftijd. De varkens kregen ad libitum voer en water en een driefasevoer. In de eerste fase tot 14 weken leeftijd kregen alle varkens hetzelfde voer. In de twee volgende fases kreeg de ene helft van de varkens een standaardvoer en de andere helft een voer dat geheel uit alternatieve grondstoffen bestond, zoals koekjesmeel, moutkiemen, tareweglutenvoer en zonnepitschroot. Het zijn allemaal restproducten uit de voedingsmiddelenindustrie.
De voederwaarde was voor wat betreft energie en eiwitgehalte in de voeders gelijk. Wel was het aandeel ruwe celstof in het alternatieve voer met 60 gram per kilo duidelijk hoger dan bij het standaardvoer met 45 gram per kilo. Ook het aandeel ruw vet was hoger met 75 tegen 46 gram per kilo in fase 2 en 68 tegen 40 gram in fase 3. Het aandeel koolhydraten was juist flink lager met 246 tegen 349 gram per kilo in fase 2 en 265 tegen 361 gram per kilo in fase 3.
De voeropname van de varkens op het bijproductenvoer was iets lager: 2.702 gram per dag tegen 2.845 gram per dag met het standaardvoer. De groei vanaf 14 weken tot einde lag met de bijproducten op 1.025 gram per dag en met het standaardvoer op 1.081 gram per dag. Dit verschil komt omdat het bijproductenvoer meer vezels bevat en daardoor eerder verzadigde.
Geen verschil in voerconversie
De voerconversies waren 2,64 tegen 2,63. Dit kleine verschil is niet significant. De voerconversie lijkt hoog, maar gaat alleen over het traject van 14 weken tot slacht. De gunstige voerconversie van de eerste fase zit hier dus niet in, aldus Kowalski.
Er was ook geen verschil in vleespercentage tussen varkens die verschillend voer kregen. Uiteraard was wel het vleespercentage hoger bij de varkens die een hogere aanleg voor karkaskwaliteit meekregen van de eindbeer.
Karkasrendement
De varkens die het bijproductenvoer kregen, hadden een wat lager karkasrendement van 78,5 procent tegenover 79,4 procent van de varkens met het standaardvoer. Oorzaak ligt volgens de onderzoeker in het hogere aandeel ruwe celstof waardoor het maag-darmpakket ook wat zwaarder was.
Wat betreft vleeskwaliteit: gemeten in zuurgraad van het vlees op 35 minuten na de slacht, dripverlies of intramusculair vet was er opnieuw geen verschil tussen het bijproductenvoer en het standaardvoer.
Conclusie uit het onderzoek is dat het volgens Kowalski goed mogelijk is om ook met de vleesrijke Piétrain-nakomelingen goede resultaten te halen met een voer dat geen granen en soja meer bevat, maar compleet uit alternatieve, circulaire grondstoffen bestaat.
Wel beereffect
Wel was het effect te zien van de beren met de aanleg voor hoge of lage groei. De vleesvarkens van de Piétrain-beer geselecteerd op hoge groei waren bij slachten 128 kilo tegenover 121 kilo voor de beer geselecteerd op karkaskwaliteit. De groei per dag lag 100 gram hoger en de voeropname 300 gram per dag hoger. Over de hele groeiperiode was de voerconversie bij de vleesvarkens met hoge groeiaanleg 2,34 en bij de 'lage' groep 2,39. Maar dit verschil was niet significant.
De vleesvarkens met een hoge aanleg voor karkaskwaliteit scoorden op dit onderdeel wel duidelijk beter. Het karkasrendement was bij de vleesvarkens 79,3 procent tegenover 78,6 procent voor de vleesvarkens met een hoge groei. Het vleespercentage was met 64,4 procent tegenover 62,2 procent ook het hoogste bij de vleesvarkens geselecteerd op karkaskwaliteit.