Betere+bigoverleving%3F+Herken+waar+het+fout+gaat%21+%28Deel+1%29
Partner Ceva Santé Animale

Betere bigoverleving? Herken waar het fout gaat! (Deel 1)

Het aantal gespeende biggen per zeug per jaar bepaalt de productiviteit van de zeugenstapel. Een betere bigoverleving in het kraamhok draagt hier rechtstreeks toe bij. In dit artikel bespreken we de niet-infectieuze oorzaken van biggensterfte.

Voor de geboorte bevinden de biggen zich in de veilige omgeving van de baarmoeder. Deze omstandigheden veranderen bij de geboorte. Pasgeboren biggen moeten zich aanpassen aan een nieuwe omgevingstemperatuur, moeten zogen om te voorzien in hun energiebehoefte, moeten de competitie aangaan met toomgenoten en komen in contact met tal van ziekteverwekkers die hun nog onvolledig ontwikkelde immuunsysteem aanvallen.

Biggen die zich niet snel aanpassen aan deze nieuwe omstandigheden zullen sterven. Naast de aanwijsbare oorzaak (doodliggen, bigvitaliteit, darminfecties en andere infecties) zijn er vaak andere oorzaken die onderliggend aan de basis liggen van de sterfte zoals bijvoorbeeld te weinig biestopname en slecht stalklimaat. Biggensterfte is het resultaat van een complexe wisselwerking tussen de zeug, big en omgeving.

2023-05-varkenskennispartnerartikel-fig1

Oorzaken van biggensterfte in het kraamhok, zoals waargenomen bij autopsie van 916 biggen in een studie op dertien bedrijven.

Verhongering, onderkoeling en doodliggen

Pasgeboren biggen liggen graag dicht bij de uier van de zeug om de toegang tot de tepel veilig te stellen en om zich te verwarmen. Dit vergroot het risico op doodliggen, wanneer biggen niet tijdig wegkomen als de zeug zich verplaatst of gaat liggen. Doodliggen is de belangrijkste oorzaak van biggensterfte in het kraamhok.

De moedereigenschappen van de zeug hebben een belangrijke invloed. De periode rond het werpen is een stressvolle periode voor de zeug. Ze bevinden zich in een nieuwe omgeving (het kraamhok) en kunnen pijn ervaren tijdens het werpen. Dit kan leiden tot rusteloosheid en zelfs tot agressie naar de biggen waardoor deze niet voldoende kunnen drinken, minder vitaal zijn, doodgelegen worden of in het ergste geval zelfs doodgebeten worden.

Naast zeugfactoren hebben ook bigfactoren een invloed. Gezonde, vitale biggen gaan de zeug gewoon uit de weg wanneer die zich verplaatst of gaat liggen. Biggen die traag zijn door onderkoeling en verhongering hebben een hoger risico op doodliggen. Het risico op onderkoeling vergroot wanneer het stalklimaat niet aangepast is aan de behoeften van de biggen. Denk daarbij aan te koude temperaturen, tocht en/of een vochtige stalomgeving.

2023-05-varkenskennispartnerartikel-fig2

Interactie tussen verhongering, onderkoeling, doodliggen en big-, zeug- en omgevingsfactoren die dit complex beïnvloeden.

Geboortegewicht en vitaliteit

Lichte biggen zijn minder vitaal omdat ze minder energiereserves en een relatief groter huidoppervlak hebben waarlangs ze warmte kunnen verliezen. Hierdoor koelen ze sneller af en worden lichte biggen sneller doodgelegen. Ze hebben minder toegang tot de tepels die het meeste melk geven, nemen minder biest op en groeien trager.

Ook de voeding van de zeug beïnvloedt de bigvitaliteit. De voeding tijdens de dracht heeft een rechtstreekse invloed op de ontwikkeling van de ongeboren biggen en daarmee op het geboortegewicht en de bigvitaliteit. Een suboptimale voeding tijdens de dracht kan aanleiding geven tot minder uniforme tomen. Gebrek aan vezelrijke voeding en onvoldoende wateropname rond het werpen vergroten het risico op constipatie en verlengen de duur van het geboorteproces. Bij geconstipeerde zeugen komt de voederopname en melkproductie na het werpen slecht op gang.

Een goede conditie van de zeug bij het werpen (niet te mager, niet te vet) is van cruciaal belang voor een goede colostrum- en melkproductie. Na het werpen wordt beroep gedaan op de voeding van de zeug tijdens de lactatie en op de lichaamsreserves om de biggen te voeden. Een goede voedersamenstelling en -opname tijdens de lactatie heeft een rechtstreekse invloed op de kwaliteit en de hoeveelheid geproduceerde melk en dus op de ontwikkeling van de biggen.

Ook zuurstofnood tijdens de geboorte is een risicofactor voor een verminderde bigvitaliteit. Het risico is het grootst bij de laatstgeboren biggen van een toom en bij een traag verlopend geboorteproces. Bij een lang geboorteproces hebben de laatstgeboren biggen bovendien minder toegang tot kwaliteitsvolle biest. De samenstelling en kwaliteit van de biest neemt immers snel af nadat de eerste biggen zijn geboren. Oorzaken van een traag geboorteproces zijn onder andere te vette zeugen bij het werpen en constipatie.

Een andere belangrijke risicofactor voor een verminderde bigvitaliteit is bloedarmoede. Biggen worden geboren met lage ijzerreserves en hebben een hoge ijzerbehoefte door hun snelle groei tijdens de eerste levensweken. Hierdoor geraken ze snel door hun ijzervoorraad heen. Een ijzerinjectie tijdens de eerste levensdagen moet dit probleem verhelpen. Maar als er onvoldoende of te laat ijzer wordt toegediend, kunnen de biggen toch bloedarmoede ontwikkelen, wat leidt tot zwakkere biggen en een verhoogde gevoeligheid voor infecties.

Aangeboren afwijkingen

Aangeboren lichamelijke afwijkingen zoals navelbreuken en hartafwijkingen verhogen de kans op sterfte. Een vaak voorkomende misvorming is spreidzit. Biggen met spreidzit kunnen moeilijk bewegen. Hierdoor komen ze moeilijk bij de uier om te drinken en is het risico op doodliggen zeer groot. Zowel genetische factoren als vroeggeboorte, mycotoxines en een gebrek aan bepaalde voedingsstoffen bij de zeug worden beschreven als oorzaken van spreidzit.

Conclusie

Biggensterfte is het gevolg van een complexe wisselwerking tussen de zeug, big en omgeving. Hoewel het doodliggen van biggen door de zeug de belangrijkste doodsoorzaak is, is dit vaak het gevolg van onderkoeling en verhongering. Bigvitaliteit, geboortegewicht en moedereigenschappen van de zeug spelen een belangrijke rol bij de overleving van biggen. Strategieën gericht op het verminderen van stress bij de zeugen en het verbeteren van de bigvitaliteit zijn dus van belang om biggensterfte te verminderen.

In een volgend artikel worden de infectieziekten besproken die biggensterfte kunnen veroorzaken.

Bronnen:
• Vaillancourt et al. (1990). Preventive Veterinary Medicine, 10(1-2), 119-130.
• Mainau et al. (2015). The farm animal welfare fact sheet, N°11 (FAWEC).

Over Ceva Santé Animale

Ceva Santé Animale streeft er voortdurend naar om betere oplossingen te vinden voor bestaande en opkomende dierziekten, waardoor de gezondheid, het...

Lees verder »