Vereniging Biologische Varkenshouders bestaat 25 jaar
De Vereniging Biologische Varkenshouders (VBV) werd op 15 december 1999 opgericht. Dit jaar viert VBV het 25-jarig bestaan. Door de jaren heen heeft de biologische varkenssector zich ontwikkeld, en de vereniging ontwikkelde mee. VBV bereikte veel in kennisontwikkeling en -deling, sectorale belangenbehartiging en samenwerkingen met partners. Steeds meer leden weten de vereniging te vinden en zien het belang van lidmaatschap in. Want het werk van de vereniging blijft broodnodig.
'We begonnen met enkele biologische varkenshouders. Het was toen nog een heel jonge sector', vertelt secretaris Hans Donkers. Als er iemand is die wat over de vereniging kan vertellen, dan is hij dat wel. Donkers hielp bij de opstart van de vereniging en was vanaf de start al secretaris.
'De klassieke varkenspest was net voorbij. Ik wilde mijn varkens meer ruimte geven. Dat was voor mij reden voor de omschakeling naar biologisch. Er waren meer varkenshouders die met de neus in diezelfde richting stonden. Zo werd de vereniging leven ingeblazen', vertelt Donkers. 'Bijzonder: de vereniging startte met een vrouwelijke voorzitter: Riet Biemans.'
De start verliep volgens de secretaris soepel, al werd de eerste ledenvergadering niet goed bezocht. 'Er viel die ochtend een dik pak sneeuw. De volgende vergaderingen waren een stuk drukker.' Samenwerken met de ketenorganisatie voor de biologische landbouw en voeding, BioNext (toen nog Biologica), vergemakkelijkte de organisatie. Het onderzoekscentrum voor de biologische varkenshouderij startte datzelfde jaar ook.
Zelfs in mindere tijden is 90 procent van onze leden positief gestemd
Visitekaartje voor sector
De vereniging was betrokken bij de invulling van de Europese regelgeving voor biologische dierlijke sectoren, die in januari 2000 van kracht ging. 'Met supermarkten en slagerij De Groene Weg hebben we vijf aanvullende eisen opgesteld voor de biologische varkenshouderij die voor onze sector toch wel het visitekaartje waren.'
De secretaris geeft als voorbeeld dat het in eerste instantie toegestaan was om gangbare biggen op te leggen. 'Dat vonden we oneerlijk voor biologische vermeerderaars.' Ook stond in de regels dat de dieren moesten beschikken over een weide. 'Maar dat zegt nog niet dat ze er per se in moeten lopen.'
Al redelijk snel wisten VBV en haar partners een fairtradeprijs voor elkaar te boksen. Een prijs gebaseerd op de kostprijsberekening. Helaas hield dat maar één jaar stand. Een subsidieregeling om van gangbaar om te schakelen naar biologisch zorgde in 2002 voor een overaanbod van biologische varkens en druk op de prijs.
'Dat was een zware tijd en een harde les over hoe het niet moet.' Donkers legt uit dat de overheid vond dat er meer biologische varkens bij moesten komen door ruime omschakelsubsidies. 'We hebben toen als vereniging aangegeven dat het door de subsidies veel te hard zou lopen. Dat de markt voor biologisch varkensvlees nog niet groot genoeg was. Toch kwam de subsidie er.'
In anderhalf jaar tijd groeide het aantal biologische varkensbedrijven van 32 naar 90. Veel te vlug, want de markt kon het grote aanbod niet aan. De prijzen kelderden en de kersverse varkenshouders moesten op een houtje bijten.
'Uiteindelijk hebben de supermarkten, slachterijen en wij zelf een fonds opgezet om biologische varkenshouders uit te kopen. Het aantal bedrijven is toen weer ingeklonken naar vijftig. Van die bedrijven hebben er nog eens vijf het loodje gelegd. Er zijn uiteindelijk maar een kleine vijftien bedrijven bijgekomen, terwijl er miljoenen zijn uitgegeven.'
Vraaggestuurd groeimodel
De sanering van de sector werd uiteindelijk omgebogen naar een vraaggestuurd groeimodel. Samen met slachterijen, waaronder de biologische vleesproducent De Groene Weg, inventariseerde de vereniging hoe biologisch varkensvlees in de markt stond. Op basis daarvan werd besloten of er nieuwe bio-bedrijven bij mochten komen en startte het werken met een wachtlijst.
De wachtlijst wordt nog steeds gebruikt. Door het afstemmen van het aanbod op de vraag kwam er een beter prijsmodel in de sector, afgestemd op de markt, Europese varkensprijzen en de voerprijs. Tegenwoordig bepaalt de vereniging de prijzen niet meer. Maar VBV overlegt nog steeds met slachterijen en contacten in Duitsland, België, Frankrijk en Denemarken om de markt op de voet te volgen.
In de jaren die volgden, zette de vereniging zich actief in voor sectorale belangenbehartiging, kennisontwikkeling en kennisdeling. Er is elk jaar weer aanwas van nieuwe leden. In 2013 kwam biologisch varkenshouder Jeroen Neimeijer bij het bestuur, ondertussen is hij al acht jaar voorzitter. De vereniging had toen zo'n 45 leden, nu meer dan 80.
'De biologische sector groeit hard, maar ons ledenaantal groeit in verhouding harder', vertelt Neimeijer. 'Bedrijven met een beetje body worden lid. Als we kijken naar het aantal biologische varkens, dan zit 85 procent daarvan bij onze leden.'
Kennis ontwikkelen en delen
Hoewel de sector en kennis daarover groeit en bedrijven professioneler worden, blijft het volgens Donkers pionieren. De vereniging heeft veel bijgedragen aan het vergroten en verspreiden van kennis. In 2001 startte VBV met het Biovar-project om de biologische varkenshouderij te stimuleren. Meerdere projecten en onderzoeken volgden.
De jaarlijkse ledendag mag niet worden vergeten. Dat is een goed bezochte dag waar leden, omschakelaars en mensen uit de periferie op af komen. 'Zeker voor omschakelaars is het de uitgelezen mogelijkheid om vragen te stellen', vindt Donkers. Om het blikveld te vergroten, wordt de ledendag op diverse locaties georganiseerd. Voorbeelden zijn een verwerkend bedrijf, een voerfabrikant en Royal GD.
'Er waren zeker eerst maar weinig erfbetreders gespecialiseerd in biologisch', schetst Neimeijer. 'De ervaring ligt vooral bij de boer zelf. Door bijeenkomsten met onderwijzende thema's te organiseren, zorgen we ervoor dat kennis wordt overgedragen en niet op het erf blijft.'
Het dierenartsenoverleg is een ander initiatief van de VBV. Daardoor weten dierenartsen elkaar te vinden om kennis en ervaringen te delen. 'Er lopen best wat dierenartsen op biologische bedrijven rond. Samen weten ze veel', geeft de voorzitter aan.
Om als sector vooruit te gaan, vindt er twee tot drie keer per jaar overleg plaats in de ketengroep. Die bestaat uit bestuursleden van de VBV, voerleveranciers, De Groene Weg en andere slachterijen, BioNext, SKAL en de onderzoekswereld. Dat overleg blijft belangrijk, want door positiewisselingen in Den Haag en de lobby is het noodzaak om telkens te laten weten dat de biologische varkenshouderij anders werkt dan de gangbare.
Anders met beleid omgaan
'Door de verschillen met gangbaar kan hier en daar best anders met beleid worden omgegaan', stelt Neimeijer. 'In de biologische varkenshouderij hebben we bijvoorbeeld geen mestoverschot, maar een tekort aan mest omdat we als sector grondgebonden zijn. Jaren geleden zou er een mestverwerkingsplicht komen. We hebben lang moeten lobbyen om de biologische sector hiervoor uit te sluiten.'
Ook het aanbod afstemmen op de vraag blijft een heikel punt, ook in het buitenland. Zo zakten de prijzen twee jaar geleden in Denemarken nog in elkaar, moesten in Frankrijk biologische bedrijven terugschakelen naar gangbaar en konden biologische varkenshouders in België 25 procent minder leveren. Allemaal doordat het aanbod groter was dan de vraag.
'Een groot deel van de politiek is voor biologisch', legt de voorzitter uit. 'Ze willen bedrijven laten omschakelen, maar marktwerking wordt slechts als bijzaak gezien. Wij blijven er daarom op hameren dat als ze meer biologisch willen, eerst de markt moet worden bewerkt. Dan krijg je een gezonde economische aantrekkingskracht. Omschakelaars komen dan vanzelf en hebben ook geen financiële hulp nodig, omdat de markt zeker is.'
Beide bestuursleden zien de toekomst voor de sector en de vereniging positief in. 'De markt groeit en dat zal zo blijven', zegt Donkers. Neimeijer vult aan: 'Zelfs in tijden dat de markt minder is, blijft 90 procent van onze leden positief gestemd. Ze staan in de vooruit en vragen wat ze kunnen doen in plaats van wat ze moeten doen. Dat geeft een goede sfeer en verstandhouding, onderling maar ook richting de periferie. Het is waardevol dat we elkaar weten te vinden, elkaar aanspreken of bevragen. Dat geeft aan dat we als sector en als vereniging bestaansrecht hebben.'