“Wie het spel niet speelt moet zich niet met de regels bemoeien”. Ik hoor dat steeds vaker om me heen als de vleesafwijzers zich weer eens uitbundig uitlaten over wat er volgens hen niet deugt aan ons product en de productie ervan. Nu zijn het niet alleen vegetariërs die zich roeren. Ook kritische consumenten, media en ngo’s mengen zich in de discussie. Dat is de realiteit en daarmee moeten we -leren- omgaan en spelen.
Consumenten die vlees eten -volop, gemiddeld of matig- kunnen beschikken over een breed assortiment producten. De basis is wat wettelijk wordt voorgeschreven. Steeds meer producten en houderijvormen gaan verder. Denk aan Beter Leven-kenmerk varkensvlees met één, twee of drie sterren, kuddehuisvesting van kalveren, boerenkip etc. Voor elk wat wils.
Ik hoor zelf tot de categorie genietende vleeseter. Terwijl ik als boerenzoon ook het welzijn van landbouwhuisdieren op waarde weet te schatten. Voor mij is dat verenigbaar. Ik eet uit overtuiging en met genoegen de producten van een dier dat een dierwaardig leven heeft gehad. Tegelijk respecteer ik het dat mensen bewust kiezen om geen vlees te eten. Zij vinden dat een dier niet de functie van eiwitbron voor mensen mag zijn. Een dialoog met hen lijkt echter bij voorbaat gedoemd te mislukken. Hun einddoel is ‘we eten geen vlees meer’. Daarvoor is veel geoorloofd. Ook ongefundeerde informatie of stemmingmakerij. Een gevaarlijke ontwikkeling. Zeker als de media dat kritiekloos overnemen en uitvergroten.
Onze sector wil zijn verantwoordelijkheid nemen. Niet op basis van emoties maar doordacht en verantwoord (voor mens en dier). We doen daarvoor veel wetenschappelijk onderzoek naar mogelijke verbeteringen. Nederland is een voorbeeldland wat dit betreft.
Stel, de niet-vleeseters krijgen hun zin. De Nederlandse vee- en vleesverwerkende sector wordt opgeheven. Ik heb er geen hogere wiskunde voor nodig om dan het scenario te bedenken. Allereerst een aanslag op onze betalingsbalans en onze eigen voedselproductie. Verder natuurlijk werkloosheid. Vervolgens kopen inkopers en verwerkers van vlees (retail, industrie, horeca etc.) hun vlees elders in de wereld, waar de duurzaamheids- en welzijnprincipes –nog– niet gelden. In dit spel zijn er, behalve de vegetariërs, alleen maar verliezers. Wij, Nederlandse consumenten, en zij, de dieren.
De meeste mensen willen graag gewoon kopen en eten. Zonder kopzorgen over duurzaamheid, welzijn, gezondheid of milieu. Zij gaan er terecht vanuit dat onze sector het spel eerlijk en goed speelt en hebben daar vertrouwen in. Dat vertrouwen is een groot goed en voor ons een stimulans om het elke dag nóg beter te doen. Voor ons spel met hen zijn afspraken gemaakt. We houden ons aan de regels en werken elke dag hard aan een nog beter resultaat. Consumenten belonen ons daarvoor door onze producten te kopen. Zij hebben dan ook alle recht om de spelregels mee te bepalen.
Het is aan ons om goed te luisteren en te begrijpen wat de consument wil. Want uit begrijpen ontstaat begrip. En ik zie dat steeds meer ondernemers in de groene ruimte dat snappen en actief uitdragen wat ze doen, waarom en hoe. Hetzelfde geldt voor supermarkten en de verwerkende industrie. De beweging is ingezet. Het spel is op de wagen. En daar zijn we bij. Zoals dat hoort.