Geen speendiarree bij goede voeropname vóór spenen
Hoe beïnvloedt de voeropname van biggen vóór het spenen het ontstaan van speendiarree en de prestaties van diezelfde biggen ná het spenen? Dat was de centrale vraag van een onderzoek, uitgevoerd door het Nutritie Innovatie Centrum van ForFarmers in samenwerking met studenten van de Universiteit Wageningen en de Universiteit van Leuven (B).
Het vreetgedrag en de positie van biggen aan het uier werd voor elke big apart geregistreerd. De in totaal 412 biggen zijn meerdere keren individueel gewogen. Verder werd met camera’s en markeerstiften vastgelegd of deze biggen veel of weinig voer opnamen voor en na het spenen. Het vernieuwende in deze studie is dat op meerdere momenten de mestconsistentie per big is bepaald. Dit om een antwoord te krijgen op de vraag waarom sommige biggen na spenen last krijgen van speendiarree terwijl hokgenoten mooie droge keutels hebben.
Grote verschillen in voeropname
Het onderzoek heeft bevestigd, wat we uit de praktijk al weten. Na opleg in de biggenopfok verslechtert de mestconsistentie. Het grootste risico op speendiarree ligt rond dag 5 – 6 na spenen waarna de mest weer snel verbetert. Een goede opname vóór spenen is de belangrijkste voorwaarde om het risico op speendiarree te verkleinen. Zo heeft een big met een goede opname voor spenen half zoveel risico op speendiarree dan een toomgenoot zonder opname. Binnen een toom zijn er grote verschillen in voeropname. Het aandeel biggen met voeropname voor het spenen is ook afhankelijk van de leeftijd. De laatste tien dagen voor spenen nam het aandeel vretende biggen toe van 62% naar 86%, bij een gemiddelde speenleeftijd van 28 dagen.
Effect van uierpositie
De positie aan het uier is van grote invloed op het speengewicht, maar heeft opmerkelijk genoeg nauwelijks invloed op het ontstaan van speendiarree. Uit het onderzoek blijkt dat de lichtste biggen achter aan het uier liggen. Deze biggen zijn al lichter vanaf geboorte en blijven ook in het kraamhok in groeisnelheid achter. Het verschil in speengewicht loopt daardoor op tot ongeveer een halve kilo. Deze biggen zijn echter iets gulziger in voeropname vóór spenen om hun slechtere positie aan het uier te compenseren en lopen daardoor geen hoger risico op speendiarree. Wanneer de lichtere biggen een goede start maken vanaf spenen, dan is de groei van deze biggen nauwelijks slechter dan van de toomgenoten met een betere positie aan het uier. Daardoor zijn de gewichtsverschillen op acht weken leeftijd niet veel groter dan bij spenen.
Conclusie & advies
Er zijn grote verschillen in vreetgedrag binnen een toom en ook de melkproductie van zeugen verschilt. Veel biggen profiteren van een goede melkopname en zullen daardoor weinig vreten voor het spenen. Een goede voeropname vóór spenen is belangrijk om het risico op speendiarree rond dag 5 – 6 na spenen te verkleinen. Omdat het aandeel biggen dat voor het spenen vreet toeneemt naarmate de biggen ouder worden, is de speenleeftijd van grote invloed. Daarnaast is het belangrijk om de biggen te trainen. Meerdere malen per dag een kleine portie vers voer is het advies, met de voerkom in de buurt van de kop van de zeug. Lees hier het complete onderzoeksverhaal in Voertaal. Vragen? Het VIDA-team staat voor u klaar.