De luchtkwaliteit in stallen is vaak erbarmelijk slecht. Min of meer noodgedwongen investeren varkenshouders in luchtwassers om uitgaande stallucht te zuiveren. Eisen aan de kwaliteit van de lucht in de stal bestaan helaas niet. Met alle gevolgen van dien!
Tot grote teleurstelling van André Aarnink van WageningenUR wordt er sinds het aantreden van de luchtwasser nauwelijks nog geïnvesteerd in emissiereducerende technieken in de stal. “De varkenshouderij liep hier in het verleden mee voorop in de agrarische sector. Met name diepe mestkelders en daarmee het grote emitterend oppervlak zijn funest voor de luchtkwaliteit. Zeker in combinatie met de lage ventilatieniveaus die vooral in koude periodes worden gehanteerd.” Ventilatie wordt van oudsher gebruikt om de temperatuur in de stal te regelen. Nadeel van zo’n regeling is dat de concentraties aan ongewenste gassen in de stal meebewegen met het ventilatiedebiet. Met als gevolg dat in de winterperiode de concentraties ammoniak, stof en (ziekte)kiemen in de stal erg hoog zijn. Aarnink: “Deze ontwikkeling wordt de laatste jaren nog versterkt door stijgende energieprijzen. Door minder te ventileren kan op stookkosten worden bespaard.”
Twee oplossingen
Een slechte luchtkwaliteit betekent ook dat de dieren gevoeliger zijn voor secundaire infecties. Longen raken aangetast en de ziektedruk neemt fors toe. Een toename van het antibioticagebruik en tegenvallende productieresultaten zijn de gevolgen. Aarnink ziet nog geen kentering in deze ontwikkeling. “Het is opvallend dat luchtkwaliteit nauwelijks aandacht krijgt in de dierwelzijnsdiscussie. Er wordt wel meer over gesproken, maar door de geringe marges en vermeende hoge investeringen blijft het vaak daarbij.” Toch zijn er voldoende effectieve systemen voorhanden die niet direct doorslaan in de kosten. Dit betekent wel dat hier al tijdens de ontwerpfase van een stal naar moet worden gekeken. Daarbij moet volgens Aarnink een twee-sporen-beleid worden gevolgd. “Enerzijds moet de ammoniak bij de bron worden beperkt door het emitterend oppervlak te verkleinen. Maar uiteindelijk is voldoende ventileren de belangrijkste oplossing.” Dit betekent wel dat er voldoende verwarmingsmogelijkheden beschikbaar moeten zijn. In de praktijk blijken veel moderne stallen met minimum ventilatie de gewenste temperatuur niet eens te kunnen behalen.
In tegenstelling tot Nederland is er in Duitsland meer aandacht voor luchtkwaliteit in de stal. De vastgestelde norm voor ammoniak ligt hier op maximaal 20ppm. Onderzoek van Aarnink wijst uit dat bij een traditionele Nederlandse stal (diergewicht 25 kilogram) de ammoniakconcentraties bij minimumventilatie tussen 50 en 60ppm liggen. Bij een diergewicht van 100 kilogram liggen deze ammoniakconcentraties tussen 35 en 45ppm. Hetzelfde onderzoek wijst uit dat bij goedwerkende emissiearme stallen de ammoniakconcentraties in alle gevallen onder de 20ppm blijven. Het onderzoek toont daarnaast aan dat het behalen van de gewenste staltemperatuur zonder bijverwarming nauwelijks gehaald kan worden (diergewicht 25 kg en diergewicht 100 kg). Traditionele- of emissiearme bouw heeft geen invloed op de staltemperatuur.
Constant klimaat
Kijkend naar actueel onderzoek in Denemarken ziet Aarnink veel heil in een systeem waarbij minimum ventilatie onder het rooster vandaan wordt gehaald. De overtollige warmte wordt via de nok afgezogen. Aarnink: “Op deze manier beperk je de hoeveelheid ammoniak in de stal enorm. De vervuilende stoffen die uit de mest komen worden direct afgezogen en in een luchtwasser gereinigd.” Volgens Maurice Ortmans van INNO+ draagt ook een constant stalklimaat bij aan een stabiel toereikend ventilatieniveau. Met een dergelijk systeem – zoals GeoBalance – wordt gebruik gemaakt van de gemiddelde temperatuur van het grondwater (12°C). Met behulp van een warmtewisselaar wordt de energie uit het water hier overgedragen op de binnenkomende lucht. In de zomer wordt de ventilatielucht gekoeld en in de winter verwarmd met ‘gratis’ energie. Ortmans: “De relatieve luchtvochtigheid daalt met een constant klimaat ten gevolg.” Ortmans ziet vooralsnog weinig heil in het terugbrengen van de uitgaande lucht in de stal. “Dat zet – in tegenstelling tot het opvangen van de energie die de stal verlaat – weinig zoden aan de dijk.” Ortmans is wel overtuigd van het nut van luchtfiltratie om binnenkomende lucht van ziektekiemen te ontdoen. Intern onderzoek van INNO+ wijst uit dat gebruik van filters meer perspectief biedt dan desinfectie met bijvoorbeeld ultraviolet licht.
Varkenstoilet
Om het emitterend oppervlak te verkleinen, zijn er systemen als schuine putwanden en mestpannen beschikbaar. Volgens Ortmans prima initiatieven voor de korte termijn, maar voor de langere termijn moeten we kijken naar systemen waarbij de mest direct uit de stal verdwijnt. Het varkenstoilet lijkt een prima eerste aanzet waarbij het systeem uitgaat van het principe dat een varken zindelijk is. Op basis daarvan kan het mestgedrag worden gestuurd naar een zo klein mogelijk emitterend oppervlak om hoge emissies te voorkomen. Ortmans: “De mest uit de stal wordt dan direct verwerkt. Het schone water dat wordt geproduceerd in de mestverwerking kan hergebruikt worden om het toilet te spoelen.” Bijkomend voordeel van het sturen van het mestgedrag en het direct afvoeren van mest is het drastisch verlagen van de stofproductie in de stal. Ortmans: “Stof ontstaat vooral uit huid en mest. Schone vloeren door een goed lig- en mestpatroon betekent gelijktijdig het afvoeren van de grootste stofbron.”