Wereldwijd zijn er ongeveer 20 miljard landbouwdieren. Deze dieren hebben voldoende en de juiste voeding nodig om in de vraag naar hoogwaardige dierlijke producten te kunnen voorzien. Ter illustratie: een kip heeft ongeveer 2 kg voer nodig om 1 kg eieren te leggen. Een varken eet ongeveer 2,5 kg voer om 1 kg aan te komen en een koe heeft 2 kg voer nodig om 1 liter melk te geven. U kunt zich dus voorstellen dat de totale vraag naar diervoeders enorm is.
Produceren kost energie en dus heeft ook de productie van diervoeders gevolgen voor het milieu. Immers is voor het verbouwen van (op dit moment nog goedkoop) graan, soja en maïs uiteindelijk wel wereldwijd cultuurgrond en water nodig. Het productieproces wordt van begin tot eind ondersteund door landbouwmachines en transportmiddelen die CO2 uitstoten. Om ondanks de snel groeiende wereldvoedselvraag een leefbare wereld te verzekeren voor de toekomstige generaties, maar ook om onze voedselproductieprocessen kostenefficiënter te maken, moet ieder mens zijn of haar verantwoordelijkheid nemen om de zogenoemde ‘carbon voetafdruk’ tot een minimum te reduceren.
In het verlengde van de nationale opgave tot CO2-reductie is het tegengaan van voedselverspilling een onderwerp dat mij zeer aan het hart gaat. Allereerst vind ik het moreel gezien onacceptabel dat voedsel op bepaalde plekken verspild wordt, terwijl er elders in de wereld een tekort aan is. Tevens draagt vermindering van voedselverspilling bij aan een beter milieu omdat er netto efficiënter met energie voor voedselproductie wordt omgegaan. Ik ben dan ook blij dat mijn amendementen voor aanpassing van Europese wetgeving met betrekking tot het gebruik van voormalige levensmiddelen in veevoer door het Europees Parlement unaniem gesteund werd in de resolutie tegen voedselverspilling van 2017.
Het is een geweldige ontwikkeling dat diervoederproducenten technieken hebben ontwikkeld waarbij voormalige levensmiddelen en hoogwaardige reststromen uit de levensmiddelenindustrie verwerkt worden tot diervoeders. Deze technieken worden in ons land volop toegepast en verbeterd. Echter bestaat er nog te veel belemmerende EU-wetgeving op het gebruik van voormalige levensmiddelen en verwerkte dierlijke eiwitten. Deze belemmeringen stammen nog uit de jaren ‘90, toen er terecht grote angst heerste voor BSE en de verspreiding van varkenspest.
Bij toepassing van de modernste verwerkingstechnologie zijn de gezondheidsrisico’s echter dusdanig klein dat het verbieden van hergebruik van voormalige levensmiddelen en andere ‘secundaire’ eiwitbronnen een gemiste kans is, zeker gezien de omvang van deze voedingstromen. We mogen het niet langer laten gebeuren dat veilige en bruikbare voedingsstoffen op de afvalberg terechtkomen. Ik dring dan ook sterk bij de Europese Commissie en minister Schouten aan op het zorgvuldig verwijderen van dergelijke onnodige belemmeringen en verboden. Het varken is vanouds en bij uitstek een ‘circulair dier’ en hergebruik van voedingsmiddelen is een proces dat bijdraagt aan de circulaire economie. Op deze manier beperken we de CO2 voetafdruk!
Annie Schreijer-Pierik
Europarlementslid voor CDA