Onderzoek naar hoe vaccinatie succesvoller kan uitpakken
Zeugenhouders beschermen hun biggen wekelijks tegen ziekten door ze te vaccineren. Het succes van die vaccinatie hangt niet alleen af van het vaccin, maar ook van de omgang met de entstof. Uit onderzoek van varkensdierenarts Miranda Kanters blijkt dat het bewaren, het klaarmaken en het toedienen verbeterpunten kent.
Miranda Kanters voerde een onderzoek uit onder 52 klanten van Varkens GezondheidsTeam Zuid, waar ze als varkensdierenarts werkt. Ze heeft daarbij samengewerkt met Boehringer Ingelheim. Voor Varkens.nl laat Kanters de belangrijkste resultaten alvast zien.
Waarom is het onderzoek opgezet?
'Het succes van vaccineren is van meer factoren afhankelijk dan de keuze en kwaliteit van het vaccin. De varkenshouder heeft het succes ook zelf in de hand door een goede omgang met het vaccin en de toepassing van vaccinatie. Daartoe hebben we twaalf vragen opgesteld die inzicht geven in de werkwijze van vaccineren, omgang met vaccins en arbeidstijd. Dat laatste biedt ook inzicht in de bijkomende kosten van vaccineren.'
Wat blijkt een belangrijke factor die beter kan?
'Dat begint al direct met de bewaring van de vaccins. Op geen enkel bedrijf is een speciale koelkast met alarmering voor een te hoge of te lage temperatuur in gebruik. Gelukkig heeft wel 30 procent van de varkenshouders een koelkast met temperatuurmeting en checkt die dagelijks. Nog eens 35 procent heeft een koelkast speciaal voor de vaccins gekocht.
Op een bedrijf met vijfhonderd zeugen ligt er maandelijks voor 2.500 euro aan vaccins in de koelkast
'Maar 35 procent gebruikt een oude koelkast. Dat is een groot risico, want bewaren op de juiste temperatuur is erg belangrijk. Bij een te hoge temperatuur gaat de werkzaamheid van veel vaccins snel achteruit. Bevriest een vaccin, dan is het verloren. Bedenk daarbij dat een bedrijf met vijfhonderd zeugen toch al snel iedere maand voor 2.500 euro aan vaccins gebruikt.'
Een slechte koelkast kan dus veel kosten?
'Ja, want je geeft een big dan een vaccin waarvan je de werking niet kunt garanderen. Dan verlies je niet alleen het geld dat het vaccin kost, maar ben je ook voor niets aan het werk. Het ergste is dat je de biggen niet beschermt tegen de ziekte waar je tegen vaccineert. Ze kunnen dus toch ziek worden van die specifieke ziekteverwekker, waardoor je dan weer geneesmiddelen moet inzetten en de resultaten achteruitgaan op je eigen bedrijf of dat van je afnemer. Als het vaccin niet werkt, kunnen zieke biggen weer andere varkens besmetten en blijft een ziekte op het bedrijf in stand.'
Zijn er nog andere nadelige factoren voor de werkzaamheid?
'Het klaarmaken van de vaccins kan op een aantal varkensbedrijven ook beter. Bij het mengen en oplossen van vaccins gebruikt ruim 30 procent van de varkenshouders materialen die ze al eerder hebben gebruikt. Dat kan dan al direct tot vervuiling van het vaccin leiden. De entstof werkt dan minder goed en je kunt dan mogelijk zelfs een andere ziekte overbrengen tijdens het vaccineren. Zeker als je met dezelfde materialen autovaccins toedient, moet je extra oppassen. Dan zou een levend vaccin onwerkzaam kunnen worden.
'Verder bewaart 30 procent van de varkenshouders een restant van een vaccin altijd. Zeker bij een levend vaccin kan dat niet. Die enstof werkt na een aantal uren bewaren al niet meer goed.'
Zijn de materialen dan niet altijd schoon?
'Dat is niet zeker. Tussen de vaccinaties spoelt 75 procent van de varkenshouders de materialen goed door met water. Maar dan zijn ze niet altijd schoon genoeg. Er zou een goed protocol moeten komen voor het reinigen en ontsmetten van de materialen. Uitkoken is een optie of schoonmaken in de vaatwasser. Dan moet de spuit wel goed uit elkaar kunnen.
'Daarnaast is een spuit of de rubbertjes die erin zitten, op een gegeven moment gewoon versleten. Een varkenshouder zou vaker aan zijn dierenarts of vaccinfabrikant kunnen vragen om nieuwe materialen.'
Gaat het bij vaccineren zelf altijd goed?
'Bij 15 procent van de varkenshouders moet het echt beter. Die wisselt een naald alleen als die bot of kapot is. Dat merk je vaak veel te laat. Niet wisselen betekent dat je tijdens het vaccineren een ziekte kunt overbrengen van de ene naar de andere toom. 30 procent van de varkenshouders volgt het ideaal: wisselen per toom. De rest wisselt per afdeling of per dag. Dat kan beter. Wisselen per vier tomen is een goede middenweg. Dan loop je weinig risico op verspreiding van ziekten en zorg je dat de naalden scherp blijven.
'Een ander punt is de kennis van de personen die vaccineren. Er is behoefte aan opleiding. Die kunnen we als dierenartsen geven, zodat iedereen die vaccineert, een certificaat heeft.'
Wat komt er naar voren bij de arbeid?
'12 procent vaccineert minder dan honderd biggen per uur, omdat ze het tijdens het behandelen van de biggen doen. Bijna 50 procent zit tussen de honderd en tweehonderd biggen per uur. Ruim 25 procent zit tussen de tweehonderd en driehonderd biggen per uur. 15 procent van de bedrijven haalt driehonderd of meer biggen per uur per persoon. Daarbij mag je je afvragen of het vaccineren nog wel zorgvuldig genoeg gebeurt.'
Arbeidskosten verlagen