Varkenshouder blijven in Nederland betekent voor de individuele varkensboer goed op de kosten letten en de opbrengsten optimaliseren. Als je beter dan het gemiddelde presteert, kun je bij de categorie blijvers zitten. Varkensboeren zullen er blijven in Nederland, maar de sectoromvang ligt onder vuur. Kort door de bocht was dit de conclusie van de sectordag vleesvarkens van AgruniekRijnvallei op 30 september in Arnhem.
Volgens Addy van Rooi van varkensvleesverwerker Van Rooi Group zijn varkensboeren gebaat bij een beter imago. “Onze Nederlandse big is al niet zo geliefd bij buitenlandse afnemers omdat we onvoldoende marktgericht werken. Bovendien blijven buitenlandse vleesvarkenshouders geen boer omdat ze met koppels van een belabberde kwaliteit en tegenvallende gezondheid ook geen rendement kunnen halen. Met diergezondheid en vaccineren moeten we veel meer doen. Anders troeven de Denen ons af en hoeven we als Nederland absoluut niet te denken aan het exporteren van 10 miljoen biggen per jaar.”
Directeur bij DLV, Paul Bens, beschouwt het mestdossier als de grootste kopzorg van de sector. “We moeten weg van de maatschappelijke discussie over het mestoverschot. Het is een eng idee wat de politiek ermee gaat doen als we het mestprobleem niet structureel en netjes oplossen. We moeten van die agenda af.” Prioriteit is volgens Bens de druk van de mestmarkt halen, door mee te doen met mestverwerkingsinitiatieven. “Anders schroeft de overheid de verwerkingsplicht en oppervlaktenormen verder op om uiteindelijk het onderliggende beleid, minder dieren, uit te kunnen voeren.”
Lees ook: Ketengesprek productiestructuur aangaan.