Pieken en dalen groter
Het lijkt er sterk op dat de pieken en dalen in het inkomen van de zeugenbedrijven groter worden. Het varieerde van minus 60.000 tot plus 75.000 en gaat nu naar minus 90.000 naar plus 190.000 het afgelopen jaar. Van dit bedrag moeten de ondernemer(s) en meewerkende gezinsleden worden betaald.
Het lijkt er sterk op dat de pieken en dalen in het inkomen van de zeugenbedrijven groter worden. Het varieerde van minus 60.000 tot plus 75.000 en gaat nu naar minus 90.000 naar plus 190.000 het afgelopen jaar. Van dit bedrag moeten de ondernemer(s) en meewerkende gezinsleden worden betaald én het is een vergoeding voor het eigen vermogen.
Bij het hoge inkomen van 2016 hoort overigens nog wel een kanttekening. In het berekende inkomen zit een post aanwas. En die post aanwas was vorig jaar hoog, door de gemiddeld hoge biggenprijs aan het eind van het jaar. Omdat die biggenprijs in het voorjaar laag was en pas vanaf de zomer is gestegen hebben de zeugenhouders nog minder geld ontvangen dan vanuit de post aanwas zou blijken. Dat bedrag komt pas het eerste kwartaal van 2017 binnen. Dit verklaart ongeveer 12 procent van het inkomen.
Voor de toename van de pieken en dalen zijn meerdere oorzaken. Het lukt de varkenshouders nog steeds om meer zeugen per arbeidskracht goed te verzorgen. In 2016 had het bedrijf gemiddeld 739 zeugen tegenover 690 zeugen in 2016. Het aantal onbetaalde arbeidskrachten (ondernemer en gezin) veranderde echter niet. En ook de betaalde arbeidskosten zijn niet veranderd. Door de (grote) fluctuaties in de opbrengstprijzen voor de biggen, fluctueert ook het inkomen van de varkenshouders en hun meewerkende gezinsleden mee. In 2016 komt het geschatte inkomen voor een onbetaalde arbeidskracht uit op 130.900 euro. Het hoogste bedrag in de afgelopen jaren. In 2015 was het minus 60.000 euro en daarmee juist het laagste bedrag van de afgelopen 16 jaar. Waarbij dit inkomen per onbetaalde arbeidskracht dus ook nog een vergoeding moet bieden voor het eigen vermogen dat in het bedrijf zit.
Ga je kijken naar het bedrijfsresultaat van de zeugenbedrijven dan valt op dat die resultaten over de jaren heen minder rooskleurig zijn, dan je uit het inkomen per onbetaalde arbeidskracht kunt afleiden. Twaalf van de zestien jaren ligt de rentabiliteit onder de 100 en dan ook geregeld nog flink onder de 100. In 2007 was de rentabiliteit maar 74 en in 2003 maar 75. Tijdens de vier goede jaren komt de rentabiliteit meestal maar net boven de 100 uit. Alleen 2016 is daarop een uitzondering met eindelijk eens een fatsoenlijke rentabiliteit van 113. Over de gehele afgelopen periode compenseren de vier goede jaren de twaalf slechte jaren echter zeker niet. In de slechte jaren moeten de varkenshouders bezuinigen op het gezinsinkomen en aflossingen uitstellen om het te kunnen redden en ook dat is niet altijd genoeg. Dit verklaart waarom het aantal gespecialiseerde varkensbedrijven iedere 12 tot 13 jaar halveert (bij alle bedrijven met varkens is dat iedere tien jaar).