De Tolakker voert zeugen als topsporters
Sinds bijna twee jaar krijgen de kraamzeugen op onderwijsbedrijf De Tolakker in de kraamstal een prelacto. Dat zorgt voor een goede start van de melkproductie. ‘Zeugen zijn topsporters, die moet je zo goed mogelijk verzorgen’, vindt diercoördinator Jan van Mourik.
Twee jaar geleden kregen de zeugen bij opleg in de kraamstal nog drachtvoer tot werpen. Maar de melkproductie van de zeugen bij de viel start tegen. ‘We willen voldoende melk onder de zeug, maar ook weer niet te veel’, zegt Van Mourik.’Lactovoer voor werpen zou te veel uierdruk opleveren.’
‘Om uierdruk te voorkomen voeren zeugenhouders vaak maar weinig lactovoer tot werpen’, weet Joost van Rooijen, docent en dierverzorger. ‘Maar daardoor vermindert de darmperistaltiek en dat vergroot de kans op verstopping en een vertraagd werpproces. Gevolg kan zwakkere biggen bij geboorte zijn door zuurstofgebrek en meer doodgeboren biggen.
‘Via Michel Ogink van De Heus Voeders weten we dat je van een prelacto wel meer kilo’s kunt voeren, de zeugen krijgen 3,4 kilo per dag, de jonge zeugen 3 kilo. Daarmee voorkomen we problemen met een vertraagd geboorteproces. Ook omdat de hoge voergift voorkomt dat de zeugen al voor werpen in een negatieve energiebalans komen. Met als gevolg een lage suikerspiegel die het werpproces verder vertraagd.
De hoge prelactovoergift voorkomt dat de zeugen in een negatieve energiebalans komen
‘Tenslotte is een hoog voerniveau van belang omdat de dragende zeugen bij ons op stro lopen en dagelijks 3 tot 4 kilo kuilgras eten’, vervolgt Van Rooijen. ‘Prelacto zorgt voor een goede mestconsistentie.’
‘Drachtvoer heeft een hoge elektrolytenbalans die is gericht op vruchtontwikkeling en tegengaan van botontkalking’, stelt Van Rooijen. ‘Voor werpen heb je juist een negatieve elektrolytenbalans nodig zodat de zeug weer calcium uit haar botten gaat vrijmaken voor de melkproductie. En omdat calcium een belangrijke rol speelt bij het samentrekken van de spieren en daarmee ook van de baarmoeder.’
Het voeren van prelactovoer gaat met de hand. Veel tijd kost dat niet volgens Van Mourik. ‘Twee keer per dag loop je toch al door de afdeling om de zeugen te controleren. Tijdens die ronde voer je de zeugen dan.’
Altijd vers voer
Voor grote bedrijven is een installatie die twee voersoorten kan doseren een optie. Maar controle op de voeropname en voerbakken leegmaken blijft wel nodig. ‘Als je goede prestaties verlangt van de zeugen moet je ervoor zorgen dat ze altijd vers voer kunnen eten.’
De zeugen krijgen het prelactovoer tot één of anderhalve dag na werpen. Dan gaan ze over op lactovoer dat ze driemaal daags krijgen. ‘De overschakeling van transitie- naar lactovoer is een valkuil’, weet Van Mourik. ‘Als je in de ochtend nog een keer transitievoer geeft en direct de voerinstallatie aanzet, dan krijgen ze die dag te veel voer. Dan kun je problemen krijgen met te volle uiers en biggen die niet in staat zijn die extra melk al te drinken. Zeker als je met meerdere mensen in de kraamstal werkt moet je daar goed op letten. Zorg voor een goed protocol.’
De prestaties van de zeugen met transitie-, prelacto- en lactovoer zijn prima. Ze brengen zware biggen groot van minimaal 8 kilo bij spenen met alleen zeugenmelk en vast voer bijvoeren.
Het conditieverlies van de zeugen in het kraamhok blijft daarbij doorgaans beperkt tot 45 à 55 kilo. Daarvan is zo’n 30 kilo al het gewicht van de biggen en de nageboorte. De rest van het gewichtsverlies van de zeugen komt op het conto van de melkproductie. Gemiddeld is het afbigpercentage van de eerste inseminatie 90,2 procent.