Afrikaanse varkenspest kan dagen overleven in stalvliegen
Uit onderzoek in opdracht van voedselveiligheidsorganisatie Efsa blijkt dat Afrikaanse varkenspest dagen kan overleven in steekvliegen (stalvliegen) en in de Aziatische tijgermug. Vooral onder lage temperaturen gedijt het virus goed. Ook op aardappelen, bieten en strooiselmateriaal (zoals boombast) kan het virus lang overleven.
Afrikaanse varkenspest heeft zich al over grote delen van Europa verspreid. Het is duidelijk dat de voortdurende aanwezigheid van het virus onder wilde zwijnen een flinke bijdrage levert aan de verspreiding van de dierziekte en een risico vormt voor op varkensbedrijven gehouden varkens.
Het Friedrich Loeffler Institut (FLI), het Duitse instituut voor risicobeoordeling BfR en de Swedish Veterinary Agency (SVA) hebben gezamenlijk onderzocht of Afrikaanse varkenspest dat vanuit kadavers of bloed van gestorven dieren op geoogste voeders, strooisel of in stekende insecten terechtkomt, kan overleven bij verschillende omgevingstemperaturen. Daartoe werden de materialen en insecten opzettelijk besmet met het virus.
Uit het onderzoek blijkt dat in de meeste materialen het genetische materiaal van Afrikaanse varkenspest terug te vinden is. Dat is niet verrassend, 'omdat de stabiliteit van het genetische materiaal groot is', concluderen de onderzoeksinstellingen.
In gras, graskuil en maiskuil was het lastig om genetisch materiaal van het virus terug te vinden. Mogelijk lukt dit volgens de onderzoekers wel via een andere methode. Desondanks wordt Afrikaanse varkenspest in deze materialen wel snel geïnactiveerd.
Lage temperaturen
Levende – en daarmee nog besmettelijk – virusdelen worden in gras, graskuil en hooi niet teruggevonden. Ook niet op de meeste andere producten die werden getest. Als het al werd teruggevonden, dan vaak alleen bij het bewaren van producten op lage temperaturen.
Wel werd er nog vaak levend virus teruggevonden op aardappelen en voederbieten. In het onderzoek staat dat Afrikaanse varkenspest zelfs tot wel vier weken lang teruggevonden werd bij 10 graden Celsius of lager, zoals in de herfst kan voorkomen.
Op haver, gerst en tarwe werd levend virus slechts tot een dag na de besmetting teruggevonden, en alleen bij een temperatuur tot 20 graden Celsius. In tarwe en tarwestro werd Afrikaanse varkenspest maximaal drie dagen gevonden. Op raapzaad werd geen levend virus aangetoond.
Ook in verschillende strooiselmaterialen werd het varkenspestvirus teruggevonden. Bij 4 graden Celsius was dat in de meeste gevallen niet langer dan zeven dagen. De uitzondering hierbij is strooisel van boombast. Daar overleefde het virus tot wel 28 dagen na de opzettelijke besmetting.
Overleven in insecten
Het is bekend dat Afrikaans varkenspest in een bepaalde zachte teek lang kan overleven, en dat die teek het virus kan overbrengen. Die teek komt oorspronkelijk uit Afrika en is nog maar op enkele plekken in Europa aangetroffen.
De onderzoeksvraag was of het virus ook in andere stekende insecten kan overleven en of deze insecten het virus van wilde zwijnen naar gehouden varkens kunnen overbrengen. Die kans is aanwezig, melden de onderzoekers. 'Dit omdat juist in de zomer geregeld uitbraken zijn van Afrikaanse varkenspest bij gehouden varkens. Mogelijk komt dit doordat stekende insecten dan actief zijn', schrijven zij in het onderzoek.
Verder toont het onderzoek aan dat het terugvinden van levend virus een sterke relatie heeft met de temperatuur. Bij hoge temperaturen wordt het virus in de Aziatische tijgermug slechts gedurende enkele uren aangetoond. Bij een temperatuur van 10 graden Celsius was Afrikaanse varkenspest na vijf dagen nog steeds terug te vinden.
Bij de stalvlieg of steekvlieg is dit effect groter. Bij 30 graden Celsius overleeft het virus in de vlieg slechts 24 uur. Bij 20 graden Celsius stijgt dit al richting de 48 uur. Bij een temperatuur van 10 graden Celsius is levend virus ook na zeven dagen nog terug te vinden.
Besmetting overdragen
De overlevingstijd bij lage temperaturen is veel langer dan het stekende insect nodig heeft om een bloedmaal te verteren. Het insect – en zeker de stalvlieg – kan dus weer een varken steken voordat het virus is verdwenen. Op die manier kan het insect een besmetting overdragen.
Op de vraag of dit ook daadwerkelijk gebeurt, geven de onderzoekers geen antwoord. Dit is niet onderzocht. De insecten die in het onderzoek zijn gebruikt, waren niet meer in leven op het moment dat gezocht werd naar het virus en konden dus ook niet worden ingezet voor een onderzoek waarbij ze varkens zouden moeten steken.
Wel is nog een experiment uitgevoerd waarbij met Afrikaanse varkenspest besmette insecten aan varkens werden gevoerd. Dit onderzoek leverde geen resultaat op, de varkens werden niet ziek. De onderzoekers geven wel aan dat dit onderdeel van het onderzoek slechts een beperkte waarde heeft.