Gemak met voerstations

Met voerstations en brijvoer kun je de zeugen in de dracht gemakkelijk sturen. Maatschap ter Mors heeft er al acht jaar positieve ervaringen mee.

Tot acht jaar geleden zaten de dragende zeugen bij Gerbert, Dinie en Wouter ter Mors in groepen met een droogvoerbak. De vleesvarkens, biggen en kraamzeugen kregen hun voer toen al dertig jaar lang via een brijvoerinstallatie. Vanwege de goede ervaringen met brijvoer werd bij de nieuwbouw voor de dragende zeugen ook voor brijvoer gekozen. “Met brijvoer in combinatie met de voerstations kun je de dragende zeugen gemakkelijker sturen”, vindt Wouter. “Je kunt ze in een dynamische groep houden maar wel ieder apart via de voercurve voeren.”

De voergift is de eerste vier weken na dekken op 25 liter brij van 21 procent droge stof. Omgerekend naar gewoon voer is dat 5,1 kilo per dag. De voergift daalt daarna langzaam naar omgerekend drie kilo en stijgt de laatste weken voor werpen weer naar 4,2 kilo per dag.

De resultaten hiermee zijn prima de Topigs 50 zeugen werpen momenteel 14 levend geboren biggen per zeug. Belangrijkste vindt maatschap Ter Mors daarbij dat de uniformiteit van de biggen goed is. "Daardoor is de uitval in het kraamhok laag en spenen we 13,1 biggen per zeug."

De zeugen komen overigens al de dag na dekken in de grote groep. Eerst even in een klein groepje om te controleren of ze allemaal eten, daarna gaan ze in een van de twee grote dynamische groepen. In de dekstal staan de zeugen daarbij ook in groepjes zonder boxen. Het snel na dekken in de grote groep doen en in groepjes huisvesten in de dekstal geven geen problemen met verwerpen en dergelijke. “Als je maar zorgt dat ze in een dynamische groep komen na dekken en je moet juist niet wachten tot vier dagen na insemineren”, is de ervaring van Wouter. “Het percentage herdekkingen ligt op 5,4 procent. Een herfstdip kennen we ook niet. Wel merk je na een hete periode wel eens dat de uniformiteit van de biggen wat minder is.”

Bekijk hier de beeldreportage.