EZ-staatssecretaris Martijn van Dam wil voor het zomerreces de Interimwet veedichte gebieden naar de Tweede Kamer sturen. Via de wet krijgen provincies meer bevoegdheden om grenzen te stellen aan de omvang van veehouderijen en mogen zij zich hierbij baseren op dieraantallen. Tot 23 mei een kon iedereen zijn zienswijze indienen.
Advocate Franca Damen van Kneppelhout & Korthals Advocaten diende, in opdracht van Nederlandse Vakbond Varkenshouders (NVV) en LTO Varkenshouderij een lijst in met maar liefst 86 zienswijzen. In het 87e punt concludeert de advocate dat die Wet van tafel moet. Het beoogde doel, het verbeteren van de kwaliteit van de leefomgeving, kan al met huidige wet- en regelgeving worden bereikt. “Het wetsvoorstel slaat de plank op diverse punten zelfs mis”, stelt POV-voorzitter Ingrid Jansen. “De aanleiding van deze wet waren bijvoorbeeld mogelijke gezondheidsrisico’s van omwonenden van veehouderijen. Het accent is in de wet echter verschoven van gezondheid naar ‘kwaliteit van de leefomgeving’. In dat geval hadden emissies centraal moeten staan en niet dieraantallen.”
Ook is de nieuwe wet niet nodig. “We hebben namelijk al onder andere de Waterwet, Wet bodembescherming, Meststoffenwet, Activiteitenbesluit, Wet milieubeheer, Wet geurhinder, Wet natuurbescherming, Programmatische Aanpak Stikstof (PAS), Besluit emissiearme huisvesting, Gezondheids- en welzijnswet voor dieren en de Wet dieren”, somt Jansen op. “Met al deze wetten kunnen alle eventuele negatieve effecten van veehouderij worden aangepakt. Nóg een wet is onnodig.”
Een ander bezwaar is dat provincies in deze wet vrij spel krijgen. Voorwaarden en bandbreedtes ontbreken volgens Jansen. “In het meest extreme geval kan een provincie het aantal landbouwhuisdieren en het aantal veehouderijlocaties tot nul beperken. Dit maakt duidelijk hoe verstrekkend de bevoegdheden van de provincies in deze wet zijn”, benadrukt POV-voorzitter. “Bovendien zou die Wet in strijd zijn met Europese verdragen. Met het oog op de Rechten van de Mens is het zelfs discutabel of een overheid zich mag mengen in het eigendom van veehouders.”