Varkenshouders hebben op 1 maart geen duidelijkheid gekregen over de rechtmatigheid van het afschaffen van de POR-regeling. De kort geding rechter oordeelt dat de zaak bij de bestuursrechter thuishoort. In de tussentijd moeten varkenshouders wel zorgen dat ze voldoende dierrechten hebben.
De uitspraak van de rechter betekent dat er nu een langdurige bodemprocedure bij de bestuursrechter zal komen. Die geeft dan pas in 2019 of nog later duidelijkheid voor de veehouders die via de POR voor een deel ontheffing van dierrechten hadden gekregen. Wel kunnen de partijen - dat zijn de POV, LTO, NVP en Coöperatie DEP - nog in hoger beroep gaan. Daar beraden ze zich nu op.
Voldoende dierrechten
In de tussentijd adviseert de POV de POR-ontheffingshouders te zorgen dat ze over voldoende dierrechten beschikken. Als ze die niet hebben, plegen ze een strafbaar feit. Verder is het advies om op korte termijn een verzoek in te dienen bij het Ministerie van LNV om de ontheffing op grond van de POR-regeling te verlengen of een nieuwe ontheffing te verlenen. Leden kunnen hiervoor terecht bij de POV.
POR niet afschaffen
De POV blijft erbij dat het beëindigen van de POR-regeling niet nodig is. De varkenshouderij blijft immers ruim onder het eigen sectorplafond. Daarnaast is de POR-regeling gekoppeld aan het stelsel van dierrechten en mestverwerking. Deelnemers in de POR-regeling hebben geïnvesteerd in duurzame stallen en mestverwerking. Alle mest van het bedrijf wordt daarbij verwerkt en buiten de Nederlandse mestmarkt afgezet. De regeling zou blijven bestaan tot het moment dat het stelsel van dierrechten wordt afgeschaft.
Terwijl de mestverwerkingspercentages dusdanig zijn dat er een evenwicht op de mestmarkt mogelijk moet zijn, is toch het stelsel van dierrechten gehandhaafd. De POV wil daarom een verlenging van de POR-regeling zolang het stelsel van dierrechten er nog is.