In 2017 zijn in Nederland 5,5 miljoen ton vochtrijke veevoeders geleverd bij veehouders. Meer dan de helft van deze natte voedermiddelenstroom vindt zijn weg naar de varkenshouderij.
Het volume van 5,5 miljoen ton is een fractie minder dan in 2016 (5,65 miljoen ton). Omdat het drogestofgehalte van de vochtrijke diervoeders naar 20,4 procent is gestegen (in 2016 was dat 19,8 procent), is de afzet in tonnen droge stof nagenoeg gelijk gebleven. Dat meldt de OPNV, een vereniging die de afzet van vochtrijke voedermiddelen stimuleert en belangen van producenten behartigt.
De belangrijkste vochtrijke diervoeders zijn aardappelproducten, tarwegistconcentraat, perspulp, tarwezetmeel, bierbostel en wei. Samen zorgen deze producten voor 90 procent van de volumeafzet. De totale hoeveelheid vochtrijke voedermiddelen komt volgens OPNV overeen met bijna 1,3 miljoen ton mengvoeders. Bij de productie van vochtrijke voedermiddelen wordt bespaard op droogkosten, waardoor bedrijven gemakkelijker hun CO2 doelstellingen realiseren. Veehouders maken gebruik van producten uit de regio, waardoor het mes aan twee kanten snijdt.
Varkenshouderij
De hoeveelheid vochtrijke voedermiddelen die in de rantsoenen van Nederlandse varkens is verwerkt, kwam vorig jaar uit op 2,9 miljoen ton. Dat is een dalende trend. In 2016 was dat 3,0 miljoen ton en in 2015 3,1 miljoen ton. Volgens OPNV-cijfers werd in het piekjaar 2005 nog 3,6 miljoen ton natte voedermiddelen aan varkens gevoerd.
De reden voor de dalende afzet van vochtrijke voeders in 2017 lag in een krapper aanbod van aardappelproducten en tarwezetmeel dan in 2016. De belangrijkste producten voor de varkenshouderij blijven tarwezetmeel, aardappelstoomschillen, weiproducten en tarwegistconcentraat.