Minder zeugen, meer biggen

Het aantal zeugen in Nederland blijft dalen. Cijfers van het CBS wijzen uit dat sinds het jaar 2000 ruim 205.000 zeugen minder worden gehouden. De productiviteit per zeug is wel flink gestegen. Het aantal getelde biggen is nog nooit zo hoog geweest als in 2018.

Het CBS raamt dat in 2018 bijna 924.000 zeugen in productie zijn. Dat is de optelsom van guste zeugen, gedekte zeugen en zeugen in de kraamstal. In 2000 waren dat er nog 1,13 miljoen. Oftewel: in 18 jaar tijd zijn er 205.000 zeugen minder in productie. Het leeuwendeel van de teruggang vond plaats in de eerste drie jaren van deze eeuw. Dat was het na-ijleffect van diverse regelingen en maatregelen na de uitbraken van Klassieke varkenspest in de periode 1997/1998.

Sinds 2003 daalt het aantal zeugen trendmatig (1.800 zeugen per jaar minder), ook al zitten er jaren tussen met een geringe groei. Door het verplicht moeten huisvesten van drachtige zeugen in groepen (per 1 januari 2013) zijn tussen 2011 en 2012 ineens ruim 40.000 zeugen verdwenen. Ook na een langere periode met lage biggenprijzen volgde een duidelijke teruggang in het aantal zeugen. Dat gebeurde tussen 2015 en 2016. Toen daalde het aantal zeugen met 39.000 dieren.

Hogere productie

Wat opvalt is dat de productiviteit van de zeugen flink is toegenomen. Stonden in 2000 tegenover een productieve zeug 4,5 biggen, nu is dat opgelopen naar 6,1 biggen (een stijging van 35 procent). Ondanks het 18 procent lagere aantal zeugen is het aantal getelde biggen in Nederland met 10 procent gestegen (van 5,10 naar 5,66 miljoen biggen). Het aantal in Nederland getelde biggen is nog nooit zo hoog geweest, blijkt uit de CBS-cijfers.