Toomgewicht bij spenen als graadmeter
Niet kijken naar het aantal geboren biggen, maar naar het toomgewicht bij spenen. Volgens onderzoeker Mark Knauer van de North Carolina State University is dat een betere methode om de genetische vooruitgang hoog te houden.
In de Verenigde Staten is, net als in de rest van de varkensproducerende landen, het totale aantal geboren biggen vooruitgegaan. Maar tegelijk is daarbij de bigoverleving gedaald. Volgens Knauer komt dat omdat er te veel aandacht is voor de vooruitgang in aantal biggen en te weinig voor de biggewichten.
Bij grotere tomen daalt het gemiddelde geboortegewicht, terwijl bekend is dat een hoger biggewicht zorgt een betere bigvitaliteit, een betere bigoverleving voor en na spenen, een hogere levensgroei en betere voerconversie. Daarnaast is het zo dat de biestproductie niet zomaar meestijgt met het aantal levend geboren waardoor de biestopname daalt en dat heeft een negatief effect op de overleving.
Bigoverleving moet beter
Het is dus nodig om te zorgen dat de bigoverleving verbetert. Biggen met lage geboortegewichten en/of niet vitale biggen nemen vaak te weinig biest op, ook al is er voldoende aanbod. Het biest- en melkaanbod varieert per zeugen, net als het aantal functionele spenen.
Selecteren op al deze afzonderlijke kenmerken kan. Maar het is ook mogelijk om te selecteren op een kenmerk dat al deze kenmerken samenvat. Volgens Knauer kan dat door te kijken naar het toomgewicht bij spenen. Dan pak je alles mee.
Toomgewicht graadmeter
Het toomgewicht is het aantal biggen dat je speent x hun gewicht. Het aantal gespeende biggen is afhankelijk van het aantal levend geboren biggen en de bigoverleving. Die bigoverleving hangt dan weer af van het geboortegewicht en de vitaliteit van de biggen. En van de biest- en melkopname door de biggen. Krijgen de biggen voldoende biest, dan stijgt de overleving.
De melkproductie van de zeug zorgt voor het overgrote deel van de groei van de biggen. Bijvoeding van de biggen is belangrijk voor het wennen aan voer, maar zorgt hooguit voor 5 tot 10 procent van de groei.