Snel conditieherstel beste
Met prelacto en lacto fase 2 gaat het gemiddelde toomgewicht bij spenen naar de 100 kilo. Om dat ook voor de volgende tomen haalbaar te maken, is begin dracht conditieherstel van de zeugen noodzakelijk. De voortdurende data-analyse die voerspecialist Fransen Gerrits uitvoert op het praktijkproefbedrijf maakt dat duidelijk.
Uniforme zware biggen spenen is het streven van iedere zeugenhouder. Het is het uitgangspunt van een goede start na spenen en prima resultaten met de vleesvarkens. Volgens nutritionist Jan van Haperen van Fransen Gerrits is dit te realiseren door de inzet van prelacto-voer rond werpen en lacto fase 2 met een hoger energie- en eiwitniveau.
‘Dat zorgt voor vitale biggen, het goed op gang komen van de biest- en melkproductie en het maximaliseren van de melkproductie van de zeugen’, zegt Van Haperen. ‘Samen met een gerichte bijvoeding van de biggen resulteert dit in toomgewichten die naar de 100 kilo bij spenen gaan.’
Niet meer dan 15 procent
De inzet van lacto fase 2 zorgt er doorgaans ook voor dat de zeugen in het kraamhok niet te veel conditie verliezen. Bij de jonge zeugen lukt het echter niet altijd om het conditieverlies binnen de perken te houden. Dat blijkt uit de voortdurende analyse van de opleggewichten en gewichten bij het spenen op het praktijkproefbedrijf van Fransen Gerrits.
Bij de jonge zeugen komt het verlies geregeld boven de 15 procent uit. ‘Dat is te veel’, zegt Van Haperen. ‘Uit onderzoek blijkt dat dan het interval spenen-dekken toeneemt. De grootte van de volgende toom daalt, de uniformiteit en vitaliteit van de biggen is minder en de levensduur van de zeug is korter. Met name bij de Deense genetica en de TN70 is dit effect duidelijk. Het optimale gewichtsverlies ligt tussen de 10 tot 15 procent.’
Te weinig gewichtsverlies is ook weer niet gewenst. Dit heeft gevolgen voor de hormonale cyclus. Die komt niet goed of laat op gang. Met als resultaat zeugen die niet goed berig worden en een kleinere worp produceren.
Wegen of VC Lacto
Zeugenhouders die de zeugen voor werpen en na spenen wegen, krijgen het beste inzicht in het conditieverlies tijdens de zoogperiode. Een andere methode is het gebruik van de VC Lacto. Dat is onderdeel van het Zeugen Informatie Model (ZIM) van Fransen Gerrits. Met hulp van de VC Lacto is in het ZIM de voergift voor de zeugen in het begin van de dracht aan te passen.
‘Zonder de correctie voor het conditieverlies in de zoogperiode zou je de zeugen in de dracht volgens een langzaam oplopend schema voeren’, zegt Van Haperen. ‘Met behulp van de VC Lacto en/of het percentage gewichtsverlies kun je de voergift begin dracht corrigeren.’
Stel dat een zeug 5 procent extra gewicht verliest in het kraamhok. Bij een zeug van 200 kilo is dat een gewichtsverlies van 10 kilo. Om te zorgen dat een zeug dat gewicht weer snel terugkrijgt, heeft ze extra voer nodig.
Bij een zeug mag je uitgaan van een voerconversie van ongeveer 3,5. Voor een gewichtsverlies van 10 kilo tijdens de zoogperiode is dus 35 kilo voer extra nodig, ofwel 1 kilo voer extra per dag gedurende 35 dagen. Stel dat het voerschema normaal zou uitgaan van 2,8 kilo voer, dan is de eerste drie dagen 3,8 kilo voer nodig om het extra gewichtsverlies te compenseren.
Zeugen die veel gewicht verliezen of een te lage VC Lacto hebben, hebben dus ruim 30 procent meer voer nodig. Van Haperen: ‘Het gaat niet lukken om dat te bereiken door de voersamenstelling aan te passen. In plaats van 1 EW zou het voer dan 1,33 EW moeten bevatten. En in plaats van 5,6 darmverteerbaar lysine die nodig is voor jonge zeugen, zou dan 7,5 darmverteerbaar lysine in het voer moeten zitten. Deze hoge gehalten zijn niet haalbaar.’ De voerbehoefte van de zeugen is begin dracht dus vaak behoorlijk hoog om het conditieverlies vanuit de zoogperiode te herstellen.
‘ één voerschema voor alle dragende zeugen is niet meer van deze tijd’
Precisievoeren
Krijgen de zeugen ook begin dracht niet genoeg, dan heeft dat gevolgen voor de volgende worp en gaat de conditie steeds verder achteruit. Gericht voeren in de dracht is dus nodig. In de praktijk is het voerschema in de dracht echter vaak een compromis van de behoefte van jonge en oude zeugen, zeugen in goede en slechte conditie.
Volgens Van Haperen is dat niet meer van deze tijd. Het voerschema moet passen bij de behoefte van de individuele zeugen. ‘Voor de zeugenhouders die werken met voerstations is dat betrekkelijk eenvoudig haalbaar. Bij andere vormen van groepshuisvesting is dat lastiger. Samen met onze klanten gaan we kijken hoe je dat het beste kan aanpakken. Bijvoorbeeld door groepjes zeugen te maken met een vergelijkbare voerbehoefte, zodat de voergift goed past bij de behoefte.’
VC Lacto berekenen
De VC Lacto is de voerconversie voor de groei van de toom biggen, gebaseerd op de voeropname van de zeug tijdens de kraamperiode en de opname van de prestarter door de biggen. Dit wordt gedeeld door het toomgewicht bij spenen minus het geboortegewicht. Bij een VC Lacto van 2,1 hebben de zeugen te weinig voer opgenomen voor het aantal biggen dat ze spenen. Bij 2,8 hebben ze te veel voer gekregen en te weinig conditie verloren.