Voldoende spek is must voor opfokgelten
De huidige zeugen kunnen veel biggen werpen en lang meegaan. 'Tenminste, als ze zich in de opfok goed ontwikkelen en voldoende reserves in spekdikte opbouwen', stelt nutritionist Jan van Haperen van Fransen Gerrits. 'Dat lukt alleen met aangepast voer en een overwogen voerstrategie.'
Veel biggen werpen met een goede aanleg voor vleesproductie is met de huidige moderne zeugenlijnen als Danbred, TN70 en PIC geen punt. Wel is het belangrijk om de groei en ontwikkeling, zoals de fokkerijorganisaties die voorschrijven, ook werkelijk te halen.
'Opfokgelten moeten bij hun eerste worp voldoende reserves hebben', zegt Jan van Haperen van Fransen Gerrits. 'Anders krijg je de bekende tweedeworpsdip. Een tekort aan reserves kan zelfs in derde worp nog nadelig uitwerken. Dit staat een lange levensduur van de zeugen in de weg.'
Genoeg spekdikte
Uit onderzoek dat Fransen Gerrits samen met Provimi uitvoert, blijkt dat het niet eenvoudigweg gaat om voldoende conditie en gewicht. De opfokgelten moeten vooral genoeg spekdikte hebben.
Rustig opgroeien is nodig voor de juiste verhouding spier en spek bij opfokgelten
Bij het onderzoek is de spek- en spierdikte en het gewicht van 2.946 opfokgelten gemeten. De dieren met het hoogste lichaamsgewicht bij insemineren hadden in de eerste worp wel het hoogste aantal geboren biggen. Maar bij zware zeugen met veel spier en weinig spek was de kans op doodgeboren biggen hoger en het aantal biggen bij spenen lager. De relatief lichtere opfokgelten waren daarmee in het voordeel.
Nader onderzoek leerde dat de zwaardere, gespierdere gelten met name in de laatste maand van de eerste dracht spierverlies vertoonden. Dat verklaarde de minder goede resultaten in de eerste worp. Het spierverlies bij de gespierdere gelten gaat in de eerste lactatie verder door, met negatieve gevolgen voor de volgende worpen en de levensduur.
Het is daarom van belang dat de jonge zeugen mooi volgens 'het boekje' opgroeien. 'Dat is niet zo eenvoudig, want door de hoge aanleg voor vleesproductie kunnen ook de opfokgelten hard groeien', zegt Van Haperen. 'Ze zouden wel 1.000 gram of meer groei per dag kunnen halen. Terwijl tijdens de opfok maar 650 tot zo'n 700 gram per dag gewenst is. Rustig opgroeien is nodig omdat de opfokgelten de juiste verhouding spier en spek moeten aanleggen. En het beenwerk en alle organen moeten zich goed ontwikkelen voor een lange levensduur.'
Aangepast voer en voerstrategie
Om goede ontwikkeling van de opfokgelten mogelijk te maken, zijn speciaal aangepaste opfokgeltenvoeders en de juiste voerstrategie nodig. Vleesvarkensvoer, maar ook dracht- of lactovoer van de zeugen, past niet goed bij de behoefte van een opfokzeug.
Voor de opfokgelten zijn minimaal twee voerfases nodig en liever nog drie. Bij twee fases ligt het omschakelmoment op 60 tot 70 kilo levend gewicht. Van Haperen: 'Soms moet het nog eerder, omdat de opfokgelten te hard groeien. Het tweedefasevoer bevat minder EW en een lager lysinegehalte. Vaak is het nodig om het lysinegehalte nog lager te houden dan de richtlijnen van de fokkerij-organisatie aangeven.'
Kun je de gelten in drie fases voeren, dan is het nog beter haalbaar om het voer goed af te stemmen op de groei en ontwikkeling, stelt Van Haperen. 'Het tweede omschakelmoment ligt dan op 100 tot 110 kilo.'
Meer dan energie en eiwit
De voersamenstelling is niet alleen anders voor energie en eiwit. Belangrijk is ook dat het beenwerk en de organen van de opfokgelten zich goed ontwikkelen. Daarvoor is de calcium/fosforverhouding van belang, net als voldoende vitamine D3 (als Hy-D), sporenelementen voor sterk beenwerk en B-vitamines voor een goede ontwikkeling van de geslachtsorganen.
Om te zorgen dat de opfokgelten prettig in hun vel zitten, is een rustige maag-darmpassage belangrijk. 'Dan krijg je een goede vertering en rust in de stal', ervaart de nutritionist. 'Om dit te bereiken, zorgen we voor een goede spreiding in de ruwecelstofbronnen en de juiste maling of walsen met multiprocessing.'
Strategie voor goede spekdikte
Doel van de voerstrategie is een zo goed mogelijke ontwikkeling van de gelt met een goede spekdikte bij eerste inseminatie. 'Dan krijg je een opfokgelt die de eerste dracht en lactatie goed doorkomt', aldus Van Haperen.
'De eerste resultaten van de nieuwe aanpak laten zien dat we conditieverlies van de opfokgelten einde dracht kunnen voorkomen. Elke 10 kilo die de gelt niet verliest, betekent dat ze de volgende worp een 3 procent hoger drachtpercentage heeft en 0,4 big extra werpt. Door een goede opfok kan de levensduur van de zeugen omhoog. Ook een Danbred of TN70 kan minimaal zes tot zeven worpen goed produceren', legt de nutritionist uit.