Levensduur meten bij vermeerderingszeugen
Levensduur is al jarenlang een selectiekenmerk in de zuivere lijnen van DanBred-zeugen. Om een nog betere fokwaarde voor levensduur te krijgen, vergelijkt d Deen Bjarke Grove Poulsen in zijn promotieonderzoek data over de levensduur van vermeerderingszeugen met die van zuivere foklijnen.
Grove Poulsen verricht zijn promotieonderzoek aan de universiteit van Aarhus in Denemarken. In de zuivere DanBred Landras en Yorkshire wordt de levensduur meegenomen op basis van het aandeel zeugen dat na de eerste worp nog in productie is. De erfelijkheidsgraad van levensduur in de zuivere lijnen blijkt tussen de 20 tot 30 procent te liggen.
Volgens promovendus is dat bij de vermeerderingszeugen echter een stuk lager. 'Daar ligt de erfelijkheidsgraad van levensduur tussen de 1 en 10 procent. Bij de vermeerderingszeugen zijn de omgevingsfactoren dus van veel grotere invloed op de levensduur dan de erfelijke aanleg.'
In zijn promotieonderzoek zoekt Grove Poulsen naar een betere meetbaarheid van de levensduur bij de vermeerderingszeugen. Daarna volgt een betere koppeling tussen de levensduur bij de vermeerderingszeugen en de zuivere lijnen. Daarmee moet een betere fokwaardeschatting voor levensduur van de zuivere DanBred-lijnen worden bereikt, die leidt vervolgens tot een langere levensduur van de DanBred-vermeerderingszeugen.