Zonderland: 'Behoefte van het varken is leidend'
Hoe haal je op alle terreinen de optimale prestaties van de varkens. Dat is de rode draad van het onderzoek op Swine Nutrition Centre De Elsenpas van De Heus. De behoefte van het varken is leidend, stelt teamleider Research & Development Johan Zonderland. ‘Gezondheid, genetica en omstandigheden bepalen die behoefte.’
Swine Nutrition Center De Elsenpas draait al ruim drie jaar. Het heeft al veel interessante informatie opgeleverd waarmee De Heus zijn klanten in de praktijk kan ondersteunen om te komen tot optimale resultaten. Teamleider Johan Zonderland geeft in dit interview aan wat het onderzoek naar het voeren naar behoefte kan opleveren, met name voor vleesvarkenshouders.
Vleesvarkens naar behoefte voeren, kan dat wel in een groep?
‘Daar ligt uiteraard een punt van aandacht. In een hok met varkens zal altijd variatie zitten. Toch kun je met precisievoeren wel veel dichter bij de behoefte van ieder varken in die groep komen. Maar in de ideale wereld gaan we vast naar een systeem waarmee we ieder varken in de groep individueel kunnen voeren.’
Wanneer begint het precisievoeren?
‘Voor optimale resultaten begint dat al bij de voeding van de zeugen en zelfs nog een stap eerder bij de opfokzeugen. Met een goede opfok en het volgen en corrigeren van de gewichtsontwikkeling krijg je zeugen die tot wel zeven of acht cycli vitale biggen produceren. De biggen op ons onderzoeksbedrijf wegen bij de geboorte gemiddeld meer dan 1,5 kilo. Dat is al een goede start om ook optimale vleesvarkensresultaten te kunnen behalen.’
De totale samenstelling van de aminozuren wordt steeds belangrijker
En hoe doen de vleesvarkens het dan?
‘Ze groeien 1.100 gram per dag. Gewoon met ons commerciële voerpakket. Het is natuurlijk wel zo dat de varkens op ons bedrijf ziektevrij zijn, dit is een belangrijke basis voor goede prestaties. Daarnaast is het voor ons belangrijk dat onderzoek niet door ziekten wordt verstoord. We voeren uiteraard niet altijd standaardvoer, omdat we onderzoek doen. We werken normaal met beren en gelten die we gescheiden opleggen. Maar we hebben ook weleens een ronde borgen. Verder wisselen we soms van eindbeer, zodat we weten hoe we varkens van de populaire eindberen moeten voeren.’
Zit er verschil in de eindberen?
‘Jazeker. De nakomelingen van bijvoorbeeld een Duroc groeien anders dan van een Tempo. Tempo’s groeien van begin tot einde hard. Durocs zijn bij opleg als vleesvarken vaak nog wat lichter, maar halen dit gedurende de ronde in. De aflevergewichten van die eindberen zijn daardoor vergelijkbaar, maar je moet ze wel anders voeren om aan de verschillende behoeften in de groeifases te voldoen. We nemen daarom bij onze voeradviezen de invloed van de genetica mee.’
Kan een gewoon varkensbedrijf die heel hoge groei halen?
‘Dat ligt aan de omstandigheden op het bedrijf. De gezondheidssituatie heeft uiteraard effect, op de meeste niet-SPF-praktijkbedrijven zal die iets minder goed zijn, waardoor de resultaten minder zijn. Bij het voeradvies houden we hier rekening mee. Ieder bedrijf krijgt van ons een voeradvies op maat en dit kunnen we goed inschatten met ons adviesmodel GPS-InnoFeed.’
Wat is belangrijk bij de voersamenstelling: eiwit, energie of vezels?
‘Allemaal. En dan in de goede verhoudingen. Om te beginnen is eiwit, of zeg maar liever: zijn de aminozuren, van belang bij het voeren naar behoefte. Het lijkt het simpelst om de varkens maar gewoon veel ruw eiwit te geven, bijvoorbeeld 20 procent. Dan hebben ze nooit tekort. Maar dan voer je dus niet naar behoefte en haal je zelfs de maximale resultaten niet. Daarnaast komen daarmee de voerkosten hoger te liggen.
‘Tijdens de hele groeifase moet je de verhouding tussen energie en aminozuren steeds bijstellen en niet meer aminozuren voeren dan nodig. Dit komt doordat de voeropname van vleesvarkens steeds hoger wordt en de lichaamssamenstelling verandert. Hoe ouder het varken wordt, hoe minder aminozuren per kilo voer het nodig heeft.’
Hoe ver kun je gaan met het verlagen van het eiwit?
‘Tot nu toe werd voor de zware varkens gekeken naar de behoefte van dieren van boven de 80 kilo. Omdat we steeds zwaardere varkens leveren, kijken we nu ook naar de aminozuurbehoefte van varkens van 100 kilo tot 130 kilo. Voor die dieren kan het aminozuurgehalte in het voer dan ook nog verder omlaag.
‘Wel wordt dan de totale samenstelling van de aminozuren steeds belangrijker. Niet alleen de essentiële aminozuren moeten dan in de goede verhouding in het voer zitten, je moet ook naar de niet-essentiële aminozuren kijken. Bij een laag eiwitgehalte kunnen die toch beperkend worden. Bij de voersamenstelling moet je daar rekening mee houden.’
Wat gebeurt er bij een tekort aan bepaalde aminozuren?
‘Varkens proeven dit. Van nature proberen ze dit tekort te compenseren. Wij moeten er daarom voor zorgen dat alles in de goede verhouding in het voer zit. Want een tekort aan een bepaald aminozuur heeft niet alleen negatieve gevolgen voor de prestaties, ook pakt het nadelig uit voor het gedrag. Zo kan het bijtgedrag veroorzaken.
‘Varkens naar behoefte voeren is dus niet alleen voor de optimale prestaties van belang. Het is ook nodig om op termijn te kunnen stoppen met het couperen van staarten. En om dat te bereiken, zijn natuurlijk een goede gezondheid, een goed klimaat, schoon drinkwater, voldoende hokverrijking enzovoort van belang.
‘Tekorten of overschotten aan aminozuren zijn nadelig voor het milieu en de gezondheid. De stikstofefficiëntie loopt dan terug. Het eiwit dat niet wordt verteerd maar gefermenteerd is nadelig voor de darmgezondheid en is ook een bron van lachgasemissie uit de mest. En dat is een heel sterk broeikasgas, 273 keer sterker dan CO2. ‘
Hoe zit dat met energie en vezels?
‘Een teveel aan energie ten opzichte van de aminozuren is ook nadelig. Het zal de prestaties van de varkens niet verder bevorderen en kan leiden tot extra vetaanzet. Vezels zijn van belang voor de maag-darmgezondheid. Onverteerde energie in drijfmest is een bron voor methaanemissie. Dat is ook een sterk broeikasgas (27 keer CO2) en omdat er naar verhouding meer methaan vrijkomt dan lachgas, is dit ook nadelig voor het milieu.’