Fokker Leon Tijink: TN50 is sociale opfokzeug
Voorname kenmerken van de TN50 zijn de moedereigenschappen. Het is een sociale zeug, zegt Leon Tijink. Sinds een jaar komen de TN50-opfokzeugjes in de nieuwe strooiselstal. Dat loopt volgens de bedrijfsopvolger ‘erg lekker’.
Sinds 35 jaar fokt maatschap Tijink zeugen en sinds achttien jaar ook de TN50 en haar voorganger de Topigs 50. Tijink is begonnen met het fokken van Topigs 50 door vraag vanuit de markt. Inmiddels ligt de Noorse Landras-zeug (L-lijn) op het bedrijf en leveren ze TN50 en TN70 opfokzeugen.
De overgang naar de L-lijn is volledig door inkruisen gegaan. Want al sinds de start als subfokkers in 1988 zijn er geen dieren meer aangevoerd. Alleen sperma komt het bedrijf binnen. Het betekent dat het fokbedrijf een hoge gezondheid heeft. Omdat vrijwel alle klanten een quarantaine hebben, profiteren die hier ook van.
Het aandeel TN50 is sinds de start flink gegroeid en maakt inmiddels 50 procent van de totale afzet uit. De groei van dit aandeel heeft te maken met de vraag vanuit varkenshouders naar robuuste varkens en concepten. Sinds vijf jaar levert Tijink de TN50-zeugen voor de deelnemers van het Wroetvarken-concept.
De TN50 profiteert volgens Tijink van de sterke kanten van de L-lijn en de T-lijn (Terra). ‘De klanten kiezen deze zeug voor het arbeidsgemak. De zeug is erg sociaal, gemakkelijk in de omgang, zelfredzaam en heeft hele goede moedereigenschappen.’
Tekst gaat verder onder kader.
Voor het aantal spenen ziet Tijink geen verschil tussen de TN50 en de TN70, beide hebben zo’n zestien functionele spenen. Het aantal biggen dat een TN50 produceert ligt wat lager dan bij de TN70. Aan de andere kant is de bigoverleving bij de TN50 weer wat hoger. ‘Daar zit ook een deel van het arbeidsgemak’, zegt de zeugenhouder. ‘Net als bij de vervanging van de zeugen die bij de TN50 lager ligt.’
Voor de slagers die willen laten zien waar hun varkensvlees vandaan komt, is de bonte tekening van de TN50 een voordeel. De bonte tekening geeft een ‘oude look’ aan het varken, dat spreekt aan. Terwijl de TN50 wel de moderne goede productie-eigenschappen heeft.
De ontwikkelingen staan bij Tijink nooit stil. Om het steeds beter te doen hebben ze een nieuwe strooiselstal voor de biggen ontwikkeld samen met Wroetvarken en onderzoekers van Wageningen University & Research (WUR). De strooiselstal heeft 80 procent dichte vloer die dik wordt ingestrooid.
Stal zonder verwarming
Er zit geen verwarming in de strooiselstal. De verse lucht komt via grondbuizen die onder de stal doorlopen de afdeling binnen. De inlaat ligt buiten in de schaduw. Door deze aanpak heerst er een constant klimaat in de stal. Voor pas opgelegde biggen is er een overdekt biggennest voorin het hok. Achteraan zitten stalen driekantroosters met daaronder een hellende gecoate vloer met in het midden een giergoot. De mestschuif haalt achtmaal daags de vaste mest onder de roosters vandaan.
‘Alles bij elkaar moet de ammoniakuitstoot met minimaal 70 procent omlaag gaan. We hopen op 80 tot 85 procent’, zegt Tijink. ‘De stal heeft nu een proefstalstatus. Is de ammoniakreductie hoog genoeg, dan kan iedereen deze stal bouwen.’ In de stal hangt alleen een geur van zaagsel. WUR-onderzoekers meten continu de uitstoot van ammoniak, kooldioxide, luchtvochtigheid en temperatuur. De bestaande biggenstal met volledig rooster is de referentie.
Innovatie- en kenniscentrum VKON voert in de stal gedragsonderzoek uit. ‘Want als sector zullen we naar het houden van varkens met lange staarten toe gaan. Samen met VKON kijken we waar de knelpunten liggen. Je moet bij de gespeende biggen beginnen met de aanpak en misschien al in het kraamhok. De verwachting is dat het moet gaan lukken.’