'Sector wordt substantieel kleiner, de gevolgen zijn divers'
De effecten van de Lbv- en Lbv+-opkoopregelingen beginnen nu merkbaar te worden. Ze leiden tot een aanzienlijke krimp van de varkenssector. Tot op heden hebben 552 varkenshouderijen een aanvraag ingediend, waarvan ongeveer 10 procent is afgewezen of ingetrokken.
Naar verwachting komen er nog enkele aanvragen bij, aangezien de Lbv+-regeling nog openstaat. Ik verwacht dat uiteindelijk tussen de 450 en 500 varkenshouders zullen deelnemen. Met een totaal van ongeveer 2.500 tot 3.000 overgebleven varkensbedrijven betekent dit dat 15 tot 20 procent van de bedrijven gaat deelnemen. Dit percentage geldt ook voor het aantal varkens.
Ik denk dat het evenwicht tussen zeugen en vleesvarkensaantallen ongeveer gelijk blijft. Op basis van de aanmeldingen lijkt er geen significant verschil te zijn in de procentuele afname van beide diergroepen. Het is echter nog afwachten wat de uiteindelijke resultaten zijn na deelname aan de regeling.
De eerste gedachte is dat ook het aantal geëxporteerde biggen met ongeveer 15 procent daalt. In 2020 werden nog 7 miljoen biggen geëxporteerd, maar dit aantal zakte naar 5,7 miljoen in 2023. Hoewel de internationale vraag naar biggen hoog blijft, voorzie ik toch een verdere daling van de exportaantallen. Desondanks denk ik dat de exportpositie niet drastisch zal afnemen.
Gelijdelijke krimp zeugenstapel
Het aantal zeugen in Nederland neemt vanaf nu tot en met 2025 geleidelijk af. Na het tekenen van de beschikkingen, waarvoor de termijn voor de meeste bedrijven rond november dit jaar afloopt, moeten de dieren binnen een jaar van het bedrijf worden afgevoerd. Eind 2025 koersen we af op iets minder dan 650.000 zeugen. Bijna een halvering van de aantallen die er in de jaren negentig in Nederland waren.
Waar we in 1990 met 19 biggen per zeug en 1,2 miljoen zeugen in totaal rond de 23 miljoen biggen produceerden, doen we dat de komende jaren met 650.000 zeugen en een stijging naar 33 biggen met 21 miljoen biggen nog niet zoveel minder. Wel doen we dit met veel minder bedrijven en fors minder zeugen.
Tegelijkertijd zijn er ook bedrijven die juist uitbreiden en dit jaar zullen daar ongeveer 20.000 zeugen bijkomen. De jaarlijkse stijging van de biggenproductie met 0,3 big per zeug zorgt ervoor dat het aanbod aan biggen jaarlijks blijft toenemen.
Minder slachtvarkens
Bij de vleesvarkens gaan we zeker een daling zien in het aantal geproduceerde slachtvarkens. Het gemiddelde aantal aanwezige slachtvarkens zal dalen van ongeveer 5 miljoen naar 4,25 miljoen. De rondesnelheid stijgt minder snel en de aflevergewichten zijn omhooggegaan en zullen hoog blijven.
Er is weinig winst te behalen in het aantal geproduceerde slachtvarkens in Nederland door een hogere groei per dag. Dit zal resulteren in een daling van ongeveer 15 procent in het aantal jaarlijks geproduceerde slachtvarkens. In 2023 waren het er 14,7 miljoen. Over de eerste zes maanden van 2024 ligt dit aantal nog in dezelfde lijn met 7,72 miljoen dieren.
De gevolgen voor de periferie zullen daarmee op korte termijn groot zijn. Het gemiddeld aantal aanwezige zeugen en vleesvarkens daalt, terwijl het aantal geproduceerde biggen minder afneemt en het aantal voortgebrachte slachtvarkens in verhouding meer. De biggenexport zal slechts licht dalen. Het aantal bedrijven neemt fors af.
Werken in krimpmarkt
Het wordt voor veel toeleveranciers en afnemers wennen om te werken in een dergelijke krimpmarkt. Vaak wordt dan geprobeerd het aanbod op peil te houden, maar uiteindelijk vallen ergens gaten. Dit leidt tot een lastige periode met hoge kosten en afnemende opbrengsten.
Voor varkenshouders biedt een krimpende markt van deze omvang een gunstiger ondernemersklimaat. Zowel nationaal als internationaal blijft de vraag naar biggen en slachtvarkens hoog, wat zichtbaar is in de prijzen. Ook leidt een kleiner aantal varkens tot verschuivingen op markten, zoals op de bijproductenmarkt of – gewaagd om dat nu te zeggen – straks ook op de mestmarkt.
Het zijn woelige tijden, maar na regen komt zonneschijn. Ik verwacht niet dat de marktschommelingen verdwijnen, maar ze zijn in ieder geval ernstig verstoord door de daling van het aanbod en de blijvende hoge vraag naar vlees. Hoewel de EU nog steeds ruim boven de 100 procent zelfvoorziening zit, is dit eigenlijk een meevaller. Want de wereldmarkt is de laatste jaren niet gunstig geweest.
De toekomst is niet te voorspellen, maar de rendementsverwachtingen voor de varkenshouderij zijn langjarig, bij een kleinere omvang van de sector, zeker niet negatief. De levende export van biggen zal blijven bestaan als een belangrijk onderdeel van de Nederlandse zeugenhouderij, met de bekende pieken en dalen. De laatste zeven kwartalen was er een piek. Hoe lang die blijft duren is niet te zeggen, maar de vooruitzichten zijn voor komende kwartalen onverminderd gunstig.
Paul Bens
Adviseur Financieel Management bij DLV Advies