Twee jaar geleden concludeerde de Autoriteit Consument & Markt (ACM) dat de afspraken van de ‘Kip van Morgen’ niet voldoen aan de vrijstellingscriteria van de wet op de mededinging. De extra productiekosten die de afspraken met zich meebrengen en die worden doorberekend aan de consument, moeten worden afgezet tegen de bereidheid van de consument een hogere winkelprijs te betalen. Volgens de ACM wogen voor de consument de voordelen van de afspraken niet op tegen de nadelen.
Vorige maand kwam het rapport uit van de door EU-commissaris Hogan ingestelde taskforce voor een betere positie van de Europese boer in de keten. Cees Veerman werd begin dit jaar benoemd als voorzitter van deze taskforce. Mede aanleiding voor het instellen van deze taskforce was dat de prijsondersteuning voor steeds meer producten wordt vervangen door marktwerking. Bovendien werken ondernemers in de landbouw met productieprocessen die je niet zomaar kunt stoppen, waardoor ze kwetsbaar zijn voor opportunistisch gedrag van partijen verderop in de keten. In de EU is het in de supermarkt gekochte voedsel afkomstig van 110 inkopers, terwijl 3 miljoen boeren dit voedsel produceren.
Het eindrapport van de taskforce gaat in op verschillende onderwerpen: transparantie, termijnmarkten, unfaire praktijken, financiering en last but not least: Mededinging, in het bijzonder gericht op producentenorganisaties. Welke afspraken mogen producenten die zich verenigen in producentenorganisaties wel en niet maken in het kader van de mededinging? De gestelde vraag is hoe de EU-landbouwwetgeving zich hierin verhoudt tot de EU-mededingingswetgeving. Het is leerzaam de bevindingen van de taskforce te lezen en nog eens terug te denken aan de zienswijze van de ACM op de ‘Kip van Morgen’.
De taskforce verbaast zich dat de EU geen eenduidige richtlijn heeft voor het maken van afspraken door producentenorganisaties, terwijl dit in de VS al bij wet is vastgelegd in 1922. Duitsland heeft overigens wel wetgeving (Erzeugerprivileg) waarbij voor producentenorganisaties een expliciete uitzondering wordt gemaakt in de mededingingswetgeving. De taskforce verwijst ook naar een uitspraak van het Europese Hof van Justitie die de doelen van het landbouwbeleid boven die van de mededinging stelt (ECJ, Case C-280/93).
Geconcludeerd wordt dat op basis van deze en andere uitspraken het mogelijk moet zijn om eenduidig vast te stellen wat producentenorganisaties wel en niet mogen afspreken. Verder geeft de taskforce aan dat meerdere nationale mededingingsautoriteiten een veel striktere interpretatie van de mededingingswetgeving toepassen dan op basis van Europese regelgeving verwacht mag worden. Er zijn dus op basis van de Europese regelgeving meer mogelijkheden voor boeren om zich te verenigen in producentenorganisaties om zo een sterkere positie in de keten te verkrijgen, dan het handelen van de nationale mededingingsautoriteiten doet vermoeden. Ik ben benieuwd wat de ACM van dit rapport vindt.
Gé Backus
Directeur Connecting Agri & Food