Het wegen van zeugen neemt steeds grotere vormen aan in de Nederlandse zeugenhouderij. Dat gebeurt niet voor niets. De meetwaardes zijn een belangrijke indicator voor de conditie van dieren. Gewicht is een goed instrument om te sturen op de optimale productie gedurende het leven van de zeug. Ook draagt een goede conditie-ontwikkeling van de zeug gunstig bij aan de vitaliteit en gewichten van de biggen.
Maar wat is het streefgewicht van een dier wegen bij werpen of bij dekken. En hoe is de ideale gewichtsontwikkeling over de verschillende pariteiten. Topigs Norsvin heeft daarvoor een gewichtsschema voor de verschillende commerciële zeugenlijnen opgesteld.
Opvallend is dat de TN50/70-opfokzeug voor het eerst wordt gedekt op een hoger gewicht - 160 kilo - dan de overige zeugenlijnen van Topigs Norsvin. De lichtste opfokzeug bij eerste inseminatie is de Topigs 40 met een adviesgewicht van 140 kilo. De Topigs 50 zit het dichtst tegen de ontwikkelcurve van de TN50/70 aan en de Topigs 20 zit tussen de Topigs 40 en Topigs 50 in.
Ook valt op dat de twee zwaarste zeugenlijnen ook het meeste in gewicht toenemen tot aan de eerste keer werpen; 65 en 70 kilo. De Topigs 20 en Topigs 40 dienen in datzelfde traject 60 kilo in gewicht toe nemen.
In de pariteit erop moeten de gewichten bij dekken 25 tot 30 kilo hoger te liggen dan die bij eerste keer insemineren. Er zal altijd een bepaalde spreiding in gewicht zijn. Bij een TN70-zeug die gewichtsspreiding bij het spenen van de eerste worp uit te komen op minimaal 180 kilo en maximaal 200 kilo.
Het verschil in gewicht en de gewenste groei vergen extra voer. Daarom heeft de fokkerijorganisatie specifieke voermanuals per lijn opgesteld.