Verantwoording asbestverwijdering te eenzijdig bij dakeigenaren
De opgave om alle asbestdaken vóór 1 januari 2024 te verwijderen, is volgens de POV niet haalbaar. Door het opraken van de landelijke subsidie komt de verantwoording voor de asbestverwijdering eenzijdig bij de dakeigenaren te liggen. Daarnaast zijn de risico’s van asbestdaken onvoldoende in beeld en zijn de kosten mogelijk te hoog in relatie tot de gezondheidsrisico’s.
De landelijke subsidieregeling voor asbestverwijdering is vrijwel op. Er rest alleen nog een betrekkelijk kleine pot van 10,8 miljoen euro voor 2019, die per 2 januari waarschijnlijk al op is aan nog lopende projecten in 2018. De overheid gaat de komende periode nog wel kijken naar flankerende maatregelen, maar qua financiering levert dat niet veel meer op dan het verstrekken van leningen door plaatselijke overheden.
Onmogelijke opgave
Het saneren van alle 95 miljoen vierkante meter asbest op agrarische daken vóór 2024 is volgens de POV nu een onmogelijke opgave. Terwijl de overheid volgens de organisatie wel een zorgplicht heeft bij het faciliteren van de asbestverwijdering. De overheid heeft asbest immers tot 1993 nog toegestaan. Door het landelijke verbod op asbestdaken per 1 januari 2024 zijn dakeigenaren vanaf dat moment wel in overtreding. Verzekeraars reageren daarop door hun polisvoorwaarden aan te passen om risico’s van asbestdaken uit te sluiten. Hierdoor raken zowel particulieren als bedrijven onverzekerbaar en wordt het voortbestaan van de betreffende bedrijven bedreigd. Daarnaast worden daken snel duurder (tot wel 50% extra). Daarom is overleg nodig over uitstel van het verbod op asbest per 1 januari 2024. Daarnaast is financiële ondersteuning vanuit overheden nodig, net als vereenvoudiging van regelgeving en het maken van Europese afspraken (gelijk speelveld).
Te strenge regels
De POV benadrukt dat bescherming van de gezondheid van mensen voorop staat. Er gelden in Nederland momenteel strenge wettelijke regels die kostenverhogend en vertragend werken omdat er geen onderscheid is tussen de verschillende vormen en toepassingen van asbest. Deskundigen zijn het er echter over eens dat bijvoorbeeld voor asbesthoudende platen op landbouwschuren het risicoprofiel niet vergelijkbaar is met andere asbesttoepassingen. De POV is dan ook voorstander van nader onderzoek naar de risico’s van sanering van asbesthoudende dakplaten. De kosten zijn mogelijk een veelvoud van de potentiële baten. Waarschijnlijk is het in bepaalde gevallen ook mogelijk om met een eenvoudige goedkopere of innovatieve aanpak op gezondheidskundig verantwoorde wijze te saneren. Mogelijk dat als vervolgstap de asbestsaneringsregels versoepeld kunnen worden en de focus van de saneringsopgave kan worden verlegd naar de oudste daken.
Opvallend zijn volgens de POV de verschillen met ons omringende landen. Duitsland en België komen bijvoorbeeld op basis van eigen risico-inschattingen tot een andere benadering. Hierdoor komt het level playing field in het gedrang. Dit bezorgt de Nederlandse agrarische sector vele extra kosten en een slechtere concurrentiepositie in de EU.
Tij keren
Om het tij te keren, pleit de POV voor een aantal maatregelen. Ten eerste een koppeling van asbestsanering aan de doelstellingen van het Parijse Klimaatakkoord. Door duidelijk, stimulerend en flankerend beleid met passende instrumenten kunnen kosten worden bespaard en zowel milieu- als klimaatwinst worden geboekt.
Daarnaast ziet de organisatie mogelijkheden om de asbestopgave te koppelen aan het leefbaar en vitaal houden van het platteland. Voor wat betreft de varkenssector is koppeling aan het Actieplan Vitalisering Varkenshouderij een optie. Asbestsanering kan onderdeel worden van dit Actieplan voor warme sanering van bedrijven. In de Regeling Omgevingskwaliteit is al gebleken dat onder regie van de sector zelf knelsituaties zijn op te lossen. In gebieden waar de varkensdichtheid hoog is, zijn bedrijven gestopt, terwijl bedrijven in andere gebieden zich kunnen ontwikkelen.
Lees meer over bijna lege subsidiepot.