Nederlandse vermeerderingsbedrijven zijn de afgelopen decennia groter geworden. Waar bedrijven vroeger vooral op één locatie waren gevestigd, zien we nu meer en meer het zogenaamde multi-site-systeem. Dit betekent dat de verschillende diergroepen, zoals de gespeende biggen en/of opfokgelten op verschillende locaties zijn gehuisvest. Deze ontwikkeling is deels ontstaan omdat er op bestaande locaties niet meer uitgebreid mocht worden vanwege vergunningen of beperkte omvang van het bouwblok. Met de huidige wet- en regelgeving zal multi-site waarschijnlijk alleen maar toenemen.
Het klinkt mooi: multi-site. Er worden zelfs gezondheidsvoordelen aan toegeschreven. Er is een scheiding tussen de leeftijdsgroepen waardoor ziektes zich minder gemakkelijk tussen de verschillende leeftijden kunnen verspreiden.
Echter: wat er óók is gebeurd, is dat men hierdoor BINNEN de leeftijdsgroepen juist méér is gaan mengen. Daardoor kunnen ziektes zich gemakkelijker verspreiden tussen dieren die bij elkaar gehuisvest zitten ín dezelfde leeftijdsgroep. De biggen moeten namelijk voor het transport op de vrachtwagen en dat maakt het apart houden van tomen een stuk moeilijker, zo niet onmogelijk. Na aankomst wordt er vaak gesorteerd op gewicht en/of op sexe. Ook zijn groepen vaak zodanig groot dat er hoe dan ook veel verschillende tomen bij elkaar komen. Dit betekent dat er er behoorlijk wordt gemixt.
Al dat mixen van biggen zorgt voor interne ziekteverspreiding. Dat is iets wat we juist níet willen. Uit Nederlands onderzoek (PhD T. Tobias) is gebleken dat er bij het spenen vaak nog maar een beperkt aantal dieren de besmetting met de APP-bacterie hebben opgelopen door overdracht vanuit de zeug naar haar biggen. Ná het spenen neemt door mixen en mengen het aandeel besmette dieren sterk toe omdat ze de besmetting op elkaar overdragen. Het minder mengen van dieren biedt absoluut mogelijkheden tot het inperken van ziekteverspreiding.
Ook zien we vaak dat de opfokgelten op een andere locatie liggen. Als deze dieren terugkomen naar de vermeerderingslocatie, dan is het van groot belang deze dieren een goede adaptatie en cooldown-periode te geven. Als die periode niet goed wordt uitgevoerd, dan heeft de opfok in een multi-site-systeem eerder een negatief dan een positief effect.
Denken we er ook aan dat transport en hygiëne belangrijk zijn als biggen naar een externe locatie worden gebracht? Is hier ook een goede scheiding tussen schone en vuile weg? Is er een goede hygiënesluis? Is er een goede wasplaats voor de vrachtwagen?
Uit het eerste zogenoemde 'Kritische Succesfactoren onderzoek' is een verband gevonden (noot: geen causaal verband maar een correlatie) tussen bedrijfsgrootte en het antibioticagebruik. Grote bedrijven scoren daar vaker te hoog op. Hoewel er ook grote bedrijven zijn waar het dus wel prima gaat.
Als je de bovenstaande ontwikkelingen in ogenschouw neemt, weet je dat het niet per se ligt aan bedrijfsgrootte op zich. Maar je kunt je wel afvragen of we door de multi-site-systemen niet van de regen in de drup zijn geraakt. Welke kritische succesfactoren uit het verleden kunnen we terughalen? Denk aan het bij elkaar houden van tomen, het juist uitvoeren van de instroom van fokmateriaal en een goede hygiëne, ook bij gebruik van multi-site. Dat is een uitdaging om over na te denken!
Karien Koenders
Adviseur gezondheid Topigs Norsvin