Vanaf 2019 moet er bij de teelt van snijmais op zand en lössgrond uiterlijk 1 oktober een vanggewas zijn gezaaid. Voor de teelt van korrelmais, CCM, MKS of biologische mais geldt dat uiterlijk 31 oktober een vanggewas moet zijn gezaaid. Wordt na de maisteelt een hoofdgewas geteeld, dan moet dat uiterlijk 31 oktober zijn ingezaaid.
Zeker op zand- en lössgrond is het vroeg om verplicht voor 1 oktober een vanggewas te zaaien. Om zeker te zijn van een tijdige oogst van rijpe maïs zullen telers een zeer vroeg ras moeten kiezen. Bij goede groeiomstandigheden kan na die oogstperiode nog een goed gewas groeien. Telers moeten zich inspannen voor een geslaagde teelt van een vanggewas en zorgen dat mineralen ‘gevangen’ worden en beschikbaar komen in een volgende teelt. Dat zal een teler ook moeten aantonen door bijvoorbeeld een voldoende hoeveelheid zaaizaad te gebruiken en geschikte machines in te zetten.
Gewaskeuze
Het ministerie van LNV heeft de volgende vanggewassen aangewezen: wintertarwe, -gerst en -rogge, gras, bladkool, bladrammenas, triticale en Japanse haver. Bij zaaien tussen 1 oktober en 31 oktober en als hoofdteelt mag alleen worden gekozen voor de gewassen wintertarwe, -gerst en -rogge, triticale en spelt. Vanggewas en hoofdteelt mogen niet voor 1 februari 2020 worden vernietigd.