Met eigen bedrijf voorsprong in vakkennis
Wiljon Ormel heeft meerdere petten op. Gemiddeld drie dagen in de week is hij varkenshouder. De andere vier dagen werkt hij als specialist varkenshouderij bij ABZ Diervoeding. Die combibaan bevalt hem uitstekend. ‘Het levert meerwaarde en voorsprong in kennis op. Mijn eigen bedrijf benut ik namelijk ook voor het uitvoeren van voerproeven en metingen.’
Samen met zijn schoonouders Ingrid en Arjan Luiten en een vaste medewerker runt Wiljon Ormel een gesloten bedrijf met drie locaties. In Aalten houden ze 400 zeugen in een vijfwekensysteem. De eigen aanfok vindt op een tweede locatie plaats.
Circa 1.350 biggen worden na spenen vanuit de Achterhoek naar Duitsland vervoerd. In het Duitse Oeding, 20 kilometer verderop, worden ze opgefokt en slachtrijp gemaakt. De varkens worden volgens de regels van Initiative Tierwohl gehouden en bij Westfleisch geslacht.
‘Om de dieren harder te laten groeien, zwaarder af te kunnen leveren en toch goed op indexpunten te scoren, zijn we onlangs veranderd van eindbeer’, zegt Ormel. ‘Met de vitale nakomelingen van de TN70-zeug en TN Tybor-eindbeer gaan we sturen op een ideaal slachtgewicht van tegen de 100 kilo.’
Passende baan
De bedrijfsomvang laat het niet toe om met z’n vieren thuis de kost te verdienen. Daarom is Ormel na het afronden van de nieuwbouw voor biggen en vleesvarkens in 2016 op zoek gegaan naar een baan. ‘Na die stap in bedrijfsontwikkeling besloten we onze vaste medewerker te houden en besloot ik een passende baan erbij te nemen’, zegt hij.
‘Vier dagen per week als specialist varkenshouderij bij ABZ Diervoeding kan ik prima combineren. Rond piektijden als spenen en werpen blijf ik twee dagen thuis om mee te werken.’
In de weekenden verzorgt de varkenshouder de zeugen en de biggen in Duitsland op kritische dagen na spenen. ‘Omdat ik ze alleen dan zie, vallen mij dingen beter op. Het voorkomt bedrijfsblindheid en grote groepen met gelijke leeftijden betekent efficiënt werken’, constateert hij.
Op dezelfde golflengte
Dat Ormel als varkensspecialist ook varkenshouder is, ervaart zijn klantenkring in met name Oost-Nederland als een pre. ‘Je staat juist korter bij de boer, praat op dezelfde golflengte en weet uit eigen ervaring hoe dingen in de dagelijkse praktijk werken’, zegt hij.
‘Alleen bij het bezoeken van bedrijven met een hoge gezondheidsstatus moet ik goed rekening houden. Omdat ik in de weekenden in het eigen bedrijf werk, kan ik SPF-bedrijven pas later in de week inplannen’, zegt de varkensspecialist.
Als extra specialiteit heeft Ormel het bepalen van de spek- en spierdiktes van zeugen in verschillende stadia van de dracht en na het spenen. Met de gewichtsmassa-indexmeter brengt hij de spierspekverdeling in beeld. ‘Dat inzicht helpt bij het goed zetten van de voerstrategie op een zeugenbedrijf. Gewicht en/of spekdikte zeggen niet genoeg. Soms breken zeugen aan het eind van de dracht spieren af om energie vrij te maken en zie je mooie dikke buiken maar wel te smalle ruggen.’
‘ Verschillende structuren en smaakjes in de muesli trekken biggen naar de voerbak’
Efficiënt werken
Het werken met een vijfwekensysteem en drie locaties kent voor de varkenshouder veel voordelen. ‘Met grote groepen zijn verschillende werkzaamheden te concentreren en is er een duidelijke structuur. Het is efficiënt werken’, stelt hij. ‘Bovendien is de scheiding tussen de locatie met zeugen, opfok en die met de biggen en vleesvarkens gunstig voor de diergezondheid. Gezonde varkens hebben een beter dierenwelzijn en presteren beter.’
Wat Ormel ook doet op zijn bedrijf, is experimenteren en zoeken naar verbeteringen. Voor zijn werkgever verricht hij sinds 2017 bijvoorbeeld voerproeven onder praktijkomstandigheden. Omdat hij een vijfwekensysteem hanteert, werpen ongeveer 100 zeugen met verschillende pariteiten tegelijkertijd. Dan komen er iets meer dan 1.500 biggen levend ter wereld.
‘Met dat grote aantal tomen en dieren is het testen van verschillende voeders goed uitvoerbaar en herhaalbaar’, stelt de varkensspecialist. ‘Het gebeurt onder identieke omstandigheden en het levert daardoor bruikbare data op. De resultaten zijn betrouwbaar.’
De TN70-zeugen behoeven een aangepaste voerstrategie. De GMI-meting toont dit volgens Ormel duidelijk aan. ‘De huidige zeugen zetten gemakkelijk spierweefsel aan en lijken daardoor een goede conditie te hebben. Maar dat is bedrieglijk’, merkt hij op. ‘Eind dracht en in de kraamstal gaat er veel energie naar de biggen en de biest en melk. De zeug geeft zich als het ware weg.’
Kraamvoeders testen
Kraamzeugen worden gevoerd met een computergestuurde droogvoerinstallatie. Daardoor kan de varkenshouder verschillende kraamstalvoeders testen.
‘De invloed van de voerstrategie op het werpproces en de vitaliteit van de biggen is overduidelijk’, zegt hij. ‘Daarom krijgen de zeugen na het inzetten in de kraamstal een speciaal nieuw ontwikkeld prelactovoer tot één dag na het werpen. Vervolgens krijgen ze een lactovoeder dat afgestemd is op het bereiken van een hoge melkproductie.’
Het verhogen van de voeropname voor spenen is een belangrijk punt voor Ormel. ‘Ons uitgangspunt is dat de zeug haar eigen biggen groot moet kunnen brengen. Met bijvoeren ondersteunen we haar bij haar taak om een grote toom met kwaliteitsbiggen te spenen.’
De dag na de geboorte krijgen de biggen melk in de trogjes. Op dag 10 wordt gestart met een prestarter en moeten ze vrij abrupt overschakelen op de opname van vast voer naast moedermelk. ‘Daarom ga ik uitzoeken of met een papje deze voerovergang soepeler kan en of dat de opname voor spenen verhoogt.’
Dat er steeds stapjes gezet worden bij het stimuleren van de voeropname van biggen in het kraamhok, ziet de varkenshouder in de kraamafdelingen. Soms zijn er voerinnovaties die in het oog springend resultaat opleveren.
Muesli is een blijvertje
Een voorbeeld is volgens Ormel de speenvoerproef met of zonder muesli in de week voor spenen tot een paar dagen erna. ‘Dat leverde een spectaculair hogere voeropname in die tien dagen op van wel 30 procent. Dat zorgde voor een soepelere opstart’, constateert hij.
Volgens Ormel stimuleren de verschillende structuren en smaakjes in de muesli de biggen om naar de voerbak te komen. ‘Het wekt hun nieuwsgierigheid op. Terwijl ze eruit pikken wat ze lekker of aantrekkelijk vinden, nemen ze ook meteen wat meer speenvoer op. Die vernieuwing is voor mij dus een blijvertje.’