Japan wil weer Belgisch varkensvlees

Voor de Belgian Meat Office (BMO), het vleesexportbureau van de Vlaamse landbouwmarketing, is de heropening van die markten in derde landen van groot belang. Het gaat volgens BMO-woordvoerder Joris Coenen om diverse markten die producten afnemen die in België en Europa minder worden gewaardeerd.

België werd op 21 december 2020 officieel AVP-vrij verklaard door de Wereldorganisatie voor dierengezondheid (OIE). FAVV heeft toen de onderhandelingen opgestart met de landen die in 2018 een embargo instelden. Zuid-Korea, Zuid-Afrika, Singapore, Wit-Rusland, Mexico, Uruguay, Oekraïne, Rusland, het Franse overzeese gebied Nieuw-Caledonië, Montenegro, Bosnië-Herzegovina, Thailand, Nicaragua, Vietnam, Maleisië en de Filipijnen hebben het exportverbod voor Belgisch varkensvlees losgelaten.

Japan heeft begin deze week aangegeven dat Belgisch varkensvlees weer welkom is. 'Dat is een belangrijke stap in het vergoten van wereldwijde markttoegang. Japan is een van 's werelds grootste importeurs van varkensvlees', stelt Coenen. 'Heropening van die hoge kwaliteitsmarkt is een belangrijk signaal.'

Voorbeeldfunctie

België exporteerde voor het embargo bijna 600 ton varkensvlees naar Japan. 'Dat is geen grote hoeveelheid en ik verwacht niet meteen dat Japan plots de grote volumes zal invoeren', zegt Coenen. 'Maar door de strenge sanitaire regelgeving geldt Japan als voorbeeld in de regio naar derde landen die hun markt nog niet hebben heropend voor Belgisch varkensvlees.'

België exporteerde voor de AVP-crisis zo'n 100.000 ton varkensvlees naar derde landen. 'De kern van de markt blijft België en onze omringende landen', verduidelijkt Coenen. 80 tot 90 procent van het Belgische varkensvlees blijft binnen de Europese grenzen.

Die paar procenten die op die verre en diverse markten worden afgezet, zijn wel enorm belangrijk voor de verwaarding van het varken. 'Een goede exporteur zorgt ervoor dat hij het maximale uit een karkas kan halen', betoogt Coenen op VILT. 'Raken we de hier minder gewaardeerde delen niet op de juiste afzetmarkten kwijt, dan belanden ze in het hondenvoer of in het slechtste geval bij het afval. Dat is niet duurzaam.'