Overlegmoment en biestverdeling belangrijk voor biestopname

Het biestproject was een samenwerking tussen veehouders uit de Noaberbig-groep, de betrokken bedrijfsdierenartsen van De Oosthof en Lintjeshof en het varkensteam van Hipra. Op acht varkensbedrijven werden het overlegbeleid en het biestmanagement na de geboorte vastgelegd. Daarbij werden van 106 tomen in totaal 536 bloedmonsters genomen om via het meten van antistoffen inzicht te krijgen in de biestopname door de biggen.

Een van de factoren die invloed heeft op de biestopname, is de toomgrootte. Bij grote tomen is het doorgaans lastiger om te zorgen dat alle biggen genoeg biest krijgen. Uit het onderzoek blijkt dat dit probleem is te ondervangen door een goed management in de eerste dag na de geboorte. Bij hele grote tomen met twintig of soms nog meer biggen is dan zelfs een betere biestopname te bereiken dan bij kleinere tomen.

Aandacht voor biestverdeling

Dat heeft te maken met twee belangrijke factoren. Bij heel grote tomen besteden de varkenshouders en medewerkers veel aandacht aan de biestopname. Ze sluiten een deel van de toom tijdelijk op, zodat alle biggen genoeg tijd krijgen om biest op te nemen.

Bij kleinere tomen, tomen onder de zestien biggen, wordt vaak gedacht dat de biggen 'het zelf wel kunnen uitzoeken'. Ook bleek dat het aantal beschikbare spenen per big geen significante rol speelde in de biestopname. De aandacht voor een goede verdeling van biest, die de eerste 24 uur continu beschikbaar is, blijkt dus van doorslaggevend belang.

Moment van overleggen blijkt kritische factor

Een ander belangrijk punt is het overlegbeleid. Het percentage overleggen heeft maar weinig invloed op de biestopname. Wel bleek duidelijk dat het moment van overleggen een heel kritische factor is. Overleggen 12 tot 24 uur na de geboorte leidden tot een slechtere biestopname. Bedrijven die bewust wachten met overleggen tot na 24 uur halen de hoogste biestscores.