Nieuw-Zeeland moet volop varkensvlees importeren
De Nieuw-Zeelandse varkenshouderij heeft ontwikkelingsperspectief, maar de dierenwelzijnseisen worden verder aangescherpt. De productie van de circa tachtig varkenshouders dekt slechts 40 procent van de nationale behoefte aan varkensvlees. Voor Europese landen is het een interessante exportmarkt.
In Nieuw-Zeeland, een land zesenhalf keer de oppervlakte van Nederland, produceren zo’n tachtig varkenshouders nog geen 625.000 vleesvarkens per jaar. Het karkasgewicht van de geslachte beren en gelten is gemiddeld 71,1 kilo. Per zeug wordt jaarlijks zo’n 1.700 kilo vlees (bijna 24 vleesvarkens) geproduceerd, vermeldt het jaarrapport over 2022 van New Zealand Pork Industry Board. Twee jaar geleden waren nog 93 boeren commercieel bezig met varkens houden.
Circa 45 procent van de 26.500 zeugen wordt, vanwege het milde klimaat op met name het Zuidereiland, gehouden in een outdoor-systeem. De overige 55 procent wordt gangbaar gehuisvest. Er zit regelgeving in het vat om kraamzeugen vrijloop te geven, biggen te spenen op minimaal vier weken leeftijd en meer vloeroppervlakte te maken per big en vleesvarken. De kostprijs zou daardoor met 18 procent per kilo vlees stijgen. De angst bestaat dat de positie van de toch al krimpende varkenshouderij verslechtert en de importafhankelijkheid toeneemt.
Nederland geen belangrijke speler
Nieuw-Zeeland telt 5,2 miljoen inwoners en is een grote importeur van varkensvlees. Een Nieuw-Zeelander consumeert gemiddeld 23 kilo varkensvlees, op basis van karkasgewicht. De inlandse productie is goed voor nog geen 40 procent van de nationale varkensvleesbehoefte. Vooral Europese landen vullen het gat in, al behoort Nederland niet tot het rijtje met de belangrijkste varkensvleesleveranciers van 2022. Dat zijn Spanje (11.450 ton), Duitsland (11.158 ton), Polen (5.267 ton), Canada (4.541 ton), Finland (4.407 ton) en de Verenigde Staten (3.867 ton).
Import is om diverse redenen een doorn in het oog van varkenshouders in Nieuw-Zeeland. Het risico op het binnenhalen van besmettelijke dierziekten is daar een van. Vanwege de geïsoleerde ligging en lage varkensdichtheid is het gezondheidsniveau van de nationale varkensstapel hoog en dat wil men zo houden. Daarnaast hekelen varkenshouders de lagere productiestandaarden in landen waar importvlees vandaan komt. Met de hoge dierenwelzijnseisen kan moeilijk op prijs geconcurreerd worden. Daarom proberen ze consumenten bewust te maken van de verschillen in dierenwelzijn en te kiezen voor 100 procent New Zealand Pork.