POV niet blij met stoppersregeling
De overheid heeft tot ergernis van de Producentenorganisatie Varkenshouderij (POV) tijdens de aanvraagperiode van de stoppersregeling geen rekening gehouden met andere regelingen voor agrarisch ondernemers. De openstelling had synchroon moeten lopen met de verplaatsings- en innovatieregeling, zodat varkenshouders een afgewogen keuze kunnen maken, stelt de POV.
In bijna de helft van de ruim 1.200 veehouderijlocaties die zich hebben aangemeld voor de beëindigingsregelingen (Lbv en Lbv met piekbelasting) gaat het om locaties met varkens. Volgens de POV zitten in deze groep niet allemaal stoppers. Dat komt doordat sommige varkenshouders op een 'lastige locatie' zitten, bijvoorbeeld vanwege de natuur, waardoor ze nog geen afgewogen keuze konden maken.
In sommige gevallen zou verplaatsing van het bedrijf naar een andere plek beter passen of is de varkenshouder juist gebaat bij het terugbrengen van emissies met innovaties. Voor deze opties heeft de overheid respectievelijk de verplaatsingsregeling en innovatieregeling bedacht. Het euvel is dat de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland deze twee regelingen niet tegelijkertijd met de stoppersregeling heeft opengesteld. En dat hekelt de POV.
Ondernemers waren nog niet in staat een afgewogen keuze te maken, schrijft de POV op haar site. De verplaatsings- en innovatieregeling zijn nog altijd niet opengesteld. Varkenshouders die alle opties wilden openhouden, waren nu genoodzaakt in te tekenen voor de beëindigingsregeling en zo tijd te kopen voor hun afweging. Hoeveel ondernemers uiteindelijk van de beëindigingsregeling gebruik gaan maken, is volgens de organisatie onduidelijk.
Onvoldoende perspectief
De POV stelt dat onvoldoende perspectief en ontwikkelingsruimte wordt geboden voor boeren in Nederland. 'Het demissionaire kabinet heeft te veel oog voor saneren en te weinig voor innoveren, de voedselvoorziening en de toekomst van (jonge) ondernemers', laat POV weten.
Het aanbod rondom bedrijfsbeëindiging waarmee de overheid komt, zal volgens de producentenorganisatie niet voor alle intekenaars aantrekkelijk zijn. 'Dat zagen we bij een eerdere saneringsregeling vanwege geur, enkele jaren geleden. Hierop tekenden 430 varkenshouders in. Uiteindelijk maakten 278 gebruik van de regeling. Er bleef toen 170 miljoen euro aan middelen onbenut.'
Het kabinet heeft voor de landelijke beëindigingsregelingen 500 miljoen euro uitgetrokken. Dit geld wordt verdeeld onder varkenshouders (115 miljoen), pluimveehouders (115 miljoen) en rundveehouders (270 miljoen). De POV vraagt zich af of er geld vanuit de andere sectoren moet worden overgeheveld naar de varkenshouderij, zodat meer varkensbedrijven kunnen stoppen.
Extra geld
Mochten er toch meer varkenshouders zijn dan beschikbare financiële middelen, dan moet er volgens de POV worden gekeken naar extra geld. Dat kan met ontschotten, maar ook op andere manieren. De organisatie is geen voorstander van ontschotten.
'De schotten tussen sectoren vinden we niet alleen bij deze beëindigingsregeling. Er is bijvoorbeeld ook een relatie met de schotten die zijn gekoppeld aan de Europese productieplafonds voor stikstof en fosfor', geeft de POV aan. 'Die productieplafonds worden in de komende jaren met bepaalde percentages verlaagd.'
De POV neemt haar verantwoordelijkheid voor het deel van de varkenshouderij. De ruimte die vrijkomt bij meer opkoop dan eerder voorzien, wil ze behouden voor de varkenshouderij.
De producentenorganisatie wil voldoende stikstof- en fosforruimte behouden voor de varkenshouderij, zodat bedrijven die willen extensiveren of kiezen voor circulaire oplossingen daarvoor de kans krijgen.