Nieuwe stappen gezet in Convenant dierwaardige veehouderij
In 2040 moet de veehouderij in Nederland dierwaardiger zijn dan nu. Dat is sinds 1 juli 2024 vastgelegd in de Wet dieren. Minister Femke Wiersma van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur heeft tot 1 juli 2025 de tijd om daar via de in een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) vastgelegde sectorplannen inhoud aan te geven.
Gesprekken daarover met de sector zijn afgelopen week gestart, zegt voorzitter Elbert Roest van de hoofdtafel Convenant dierwaardige veehouderij. Een eerste aanzet voor wat in de AMvB moet komen, gaf de voorganger van minister Wiersma, Piet Adema, op 1 maart van dit jaar.
In een brief aan de Kamer schetste hij maatregelen die per veehouderijsector (waaronder varkens) voor de korte termijn – tot 2030 – genomen kunnen worden. Voor het grootste deel gaat het daarbij volgens het ministerie om maatregelen die veehouders zonder grote financiële gevolgen kunnen zetten. Denk aan permanente toegang tot vers water en voer.
Voor de vervolgstappen naar 2040 toe is dat een ander verhaal. Een in het leven te roepen onafhankelijke Autoriteit dierenwelzijn moet op basis van dataontwikkelingen gaan monitoren op bedrijfstechnische voorspelbaarheid en verdienvermogen. Is dat gunstig, dan kan iets sneller dan gepland worden toegepast dan wanneer dit tegenvalt. Investeringen moeten wel haalbaar en realistisch zijn, geeft Roest aan.
Bodem leggen onder eisen
De AMvB gaat maatregelen bevatten die voor alle veehouders in een bepaalde sector gelden. Er wordt daarmee een bodem gelegd onder wat minimaal nodig is voor een dierwaardige veehouderij. In de AMvB komt ook aan de orde welke elementen nog niet zeker of onduidelijk zijn en hoe de invulling is wanneer die duidelijkheid of zekerheid er wel is.
De invulling is de verantwoordelijkheid van de minister, zegt Roest met klem. Het ligt voor de hand dat de inhoud aansluit bij de afspraken die sectorpartijen maken met de markt- en ketenpartijen, de Dierenbescherming, het Nederlands Agrarisch Jongeren Contact (NAJK) en Caring Farmers.
Alle partijen zijn het erover eens dat het uitgangspunt de zes door de Raad voor Dierenaangelegenheden opgestelde principes moeten zijn: respect voor de eigenwaarde van het dier als wezen met gevoel dat pijn en plezier kan ervaren, goede voeding, goede omgeving, goede gezondheid, voldoende mogelijkheden voor essentieel natuurlijk gedrag en een overwegend positieve emotionele toestand. Aan de convenantstafel zijn die doelen per sector besproken, met de route ernaar toe en een tijdlijn.
De varkenshouderij heeft al consensus met de Dierenbescherming en het NAJK. 'Erg belangrijk en richtinggevend', stelt Roest. 'Voor die sector wordt, als het gaat om dierwaardige veehouderij, onzekerheid weggenomen en is er handelingsperspectief voor ondernemers die stappen willen zetten.'
Depolitiseren
In het convenant zetten overheid, sector- en ketenpartijen een stip op de horizon, vervolgt Roest. Er wordt een proces opgetuigd over langere tijd en dat voor iedereen geldt. Ook voor de overheid. Het onderwerp kan dan uit de hitte van de politieke agenda. Depolitiseren, noemt de voorzitter van de hoofdtafel dat.
Op het ministerie wordt driftig geschreven aan de invulling van de AMvB. Wanneer de planning loopt volgens het tijdspad dat er nu ligt, kan vanaf medio februari iedereen via internetconsultatie kennisnemen van de inhoud. Ook kan eenieder die dat wil daarop reageren of suggesties doen. De internetconsultatie sluit rond 1 juni. Op uiterlijk 1 juli wordt de AMvB aangeboden aan de Tweede en Eerste Kamer.
'Hou de internetconsultatie in de gaten en maak gebruik van de mogelijkheid om daarop te reageren', is het advies van Roest. Belangrijk discussiepunt bij alle partijen die meepraten over een dierwaardiger veehouderij is de vraag voor wie de kosten daarvan zijn. Op 14 november hebben de veehouderijsectoren minister Wiersma een sociaal-economische impactanalyse van de transitie naar een dierwaardiger veehouderij aangeboden.
Komt de rekening van de transitie te liggen bij veehouders, dan stijgt hun kostprijs met 12 procent. Wordt de rekening bij de consument gelegd, dan gaan de prijzen voor zuivel, vlees en eieren met 6 procent omhoog. Wie uiteindelijk wat van de rekening betaalt, is afhankelijk van de afspraken die daarover worden gemaakt.
Roest: 'Het leidend beginsel is dat de meerkosten door de markt worden betaald. Het is niet reëel te denken dat de overheid miljoenen gaat pompen in meer dierwaardigheid.'