Beloning voor laag antibioticagebruik
Varkenshouder en dierenarts mogen vanaf 1 januari 2017 samen bepalen voor welke drie aandoeningen tweede keuze middelen nodig zijn. Daarbij gaat de bezoekfrequentie voor bedrijven met biggen omhoog, behalve voor ‘groene’ bedrijven met een laag antibioticagebruik.
Het antibioticagebruik is sinds 2009 al flink gedaald; in de varkenssector met 56 procent. Wel vlakt de daling van het antibioticagebruik af, waardoor de doelstelling van de overheid: 70 procent reductie niet zonder meer haalbaar lijkt. Daarom is in overleg tussen het ministerie van EZ, de veehouderijsectoren en de KNMvD besloten tot nader onderzoek en het doorvoeren van een aantal aanpassingen in het beleid. Een van de aanpassingen gaat over het gebruik van tweede keuze middelen.
Op dit moment mogen varkenshouders een tweede keuze middel gebruiken voor oedeemziekte, colidiarree en hersenvliesontsteking door streptokokken. “Daar kan niet ieder bedrijf mee uit de voeten”, aldus John Vonk, voorzitter van de vakgroep varkens van de KNMvD. “Daarom mogen varkenshouder en dierenarts vanaf 2017 in overleg bepalen voor welke drie aandoeningen een tweede keuze middel nodig is. Dat moet uiteraard goed worden onderbouwd, onder andere met gevoeligheidstesten.”
Bedrijven met biggen die een tweede keuze middel willen inzetten, krijgen vanaf 2017 iedere twee weken bezoek van hun dierenarts. Op de ‘groene’ bedrijven die met hun antibioticagebruik binnen de streefwaarde van de SDa vallen, blijft de bezoekfrequentie eens per vier weken. Wel moeten ze bij inzet van een tweede keuze middel overleggen met hun dierenarts. Voor vleesvarkensbedrijven die een tweede keuze middel willen gebruiken is altijd een bezoek van de dierenarts nodig. Dat zal niet zo’n probleem zijn omdat het gebruik van tweede keuze middelen bij vleesvarkens beperkt is.
De voorraad tweede keuze middelen is bedoeld is om de eerste nood te kunnen ledigen en voor individuele behandeling van dieren. Bij behandeling van grotere groepen dieren blijft een bezoek van de dierenarts voorgeschreven, zowel voor de inzet van tweede keuze als voor eerste keuze middelen.
De varkenshouder mag tweede keuze middelen zelf toedienen. Het bedrijf mag een voorraad hebben die voldoende is voor maximaal 10 procent van het aantal te behandelen dieren. Het is niet meer nodig om een voorraad tweede keuze middel na 14 dagen weg te gooien.
Een specifiek tweede keuze middel is colistine. Een middel dat in de humane geneeskunde belangrijk is als laatste redmiddel. “Om te voorkomen dat bacteriën resistent worden tegen colistine wordt de inzet van dit middel nog verder beperkt”, meldt Vonk. “Het mag niet meer worden gebruikt tegen Salmonella. Het is alleen nog toegestaan bij diarree door E. coli. Tenminste indien de eerste keuze middelen niet werken en alle andere tweede keuze middelen ook niet.”
Om het antibioticagebruik verder te kunnen verlagen is vooral aanpak van de bedrijven nodig in de rode categorie en bedrijven die structureel in oranje vallen. Er is daartoe een onderzoek gestart naar de succesfactoren van de ‘groene’ bedrijven en naar de faalfactoren waarom het op rode bedrijven juist fout loopt. Vonk: “Daarmee kunnen we een beter plan van aanpak gaan maken voor de bedrijven waar het antibioticagebruik te hoog is. Medio 2017 zullen de resultaten bekend zijn.”
De dierenartsen die in de rode categorie vallen hebben al te maken met maatregelen. Ze moeten hun resultaten op korte termijn verbeteren. Dat kan onder andere door bijscholing en door te zorgen voor de aanpak van bedrijven uit hun klantenkring met een hoog verbruik.